We doen
allemaal alsof
we lekker
ruiken, niet
poepen, alsof we
goede mensen
zijn néé, dat is
niet zo!’
I ra
o
MEZZA 17
VI
niet vol? We lopen tegen de 18 mil
joen aan, zijn één van de dichtst
bevolkte landen van Europa.’
Een gevaarlijke vraag.
‘Hij is eng, hè? Vind ik ook. Alleen
geloof ik ook dat het een belangrijke
vraag is. Niet om mensen buiten te
sluiten, en niet voor ons als individu,
maar wel voor politici, want ik heb
ook wel het idee dat het succes
van de extreemrechtse partijen
voortkomt uit het feit dat de linkse
partijen die vraag niet durven te
stellen en al helemaal niet durven
te beantwoorden.’
1 -
HET HEEFT TE MAKEN, denkt hij,
met ons zelfbeeld: durven we nog
realistisch naar onszelf te kijken?
‘Dat vergt lef. In die zin is het ook
symbolisch dat ik mezelf voor de
spiegel zet in mijn show. Het is
niet allemaal mooi wat je ziet. Het
is de kunst daar met mildheid naar
te kijken, en dan vervolgens te
kijken: hoe moeten we verder?
In plaats van net doen alsof het
allemaal perfect is wat je ziet.’
Maar goed: makkelijk lullen. Hij
maakt er grappen over, prikt even
in wonden, maar hoeft het beleid
niet te maken. ‘Ik ben maar een
gekke creatieve ling die tekeergaat
over alles.’ Het is soms, denkt hij,
een kwestie van bereid zijn offers
te tonen. ‘Bij zo’n WK, bijvoorbeeld
hè, met die One Love-band, die dan
uiteindelijk niet werd gedragen door
Oranje. Je kan niet alleen maar
principieel zijn als het comfortabel
is. Dus pak dan maar die gele kaart.’
Duitsland deed tenminste iets,
vindt Maassen. De spelers hielden
voor de wedstrijd tegen Japan
demonstratief de hand voor de
mond. ‘Dat is de kracht van
expressie. De vertaling van een
emotie naar een vorm. Zelfs de
omgekeerde vlag die de boeren
gebruiken is daar een voorbeeld
van - ongeacht of ik het met de
boodschap eens ben of niet. Je moet
bij geweld wegblijven, je moet
hoogwaardiger vormen van expres
sie vinden. Humor is mijn middel.
Mijn medicijn, zou ik haast zeggen. Ik sta op
het podium te springen om mijn ongenoegen
te uiten. Daar word ik nog steeds blij van.’
Heb je eigenlijk nog goede voornemens?
‘Ik heb geen goed voornemen, want ik rook
niet. Rookte ik maar: dan zou ik meteen
stoppen. Ik heb een dropverslaving, pinpassen,
ik heb hier een hele doos staan, zal er je zo een
meegeven.’ Even is hij stil. Dan: ‘Misschien,
als ik dan toch een voornemen moet noemen...
neem ik mezelf voor, dat ik een voorbeeld
neem aan die Japanners. Die origamivogeltjes
vouwden na hun wedstrijd. Dat vind ik een
mooi streven: de kleedkamer ietsje mooier
achterlaten dan hoe ik hem aantrof.’