'Ze zijn niet aaibaar, maar bacteriën fascineren me zo, ik ga er bijna van stuiteren' We zijn op Buiten plaats Elswout in Haarlem, een van de gebieden waar Marieke Schatte- leijn als 'boswachter publiek' van Zuid-Kennemerland werkzaam is. Het is prachtig weer en de lente komt eraan. Marieke: 'Kijk, twee winterkoninkjes. Die zouden normaal niet zo dichtbij komen, maar nu zijn ze alleen met elkaar bezig. Alles komt weer tot leven. De knoppen aan de bomen worden dikker, je ziet het eerste groen - binnenkort barst het los. Voel je het? Het is iets in de lucht.' Dat tot leven komen geldt voor Marieke zelf ook, trouwens. 'Herrijzenis, dat woord hoort bij de lente. Als het lichter wordt en het groen komt door, denk ik: hè hè, we zijn er weer. Ik houd van alle seizoenen, maar het einde van de winter vind ik zwaar. Dan voel ik me een beetje somber en moet ik echt naar buiten, het licht in. Hardloopschoenen aan en rennen. Soms, als het lukt om mijn hoofd rustig te krijgen, kan ik opgaan in de omgeving, me verbonden voelen met alles om me heen. Dat is zo'n vredig gevoel, daar kan ik dagen op teren.' Dat gevoel kent ze ook van vroeger, van de vakanties in de Dordogne met haar ouders en drie jaar jongere broer. 'Niet elk jaar, want mijn ouders werkten hard in hun eigen zaak, ze hadden een winkel in bruin en witgoed. Ze konden niet zomaar een paar weken weg. Maar als we gingen, was het heel speciaal.' Daar in Frankrijk is haar liefde voor de natuur ontstaan, denkt ze. 'Of nou ja, ontstaan... het zat er altijd in. Ik ben geboren in hartje Den Haag en wist altijd dat ene plantsoen te vinden, die ene kinderboerderij. Ik redde gewonde vogels en muisjes en was daar druk mee. In de Dordogne logeerden we in een huisje in de natuur. Overdag maakten we tochten door bossen of grotten, 's nachts hoorde je zwijnen scharrelen. Die immense sterrenhemel, machtig vond ik dat. Net als de bergen. Ik herinner me een wandeling, ik was acht of negen. Ik keek uit over het bergland schap en ik voelde zo sterk dat die plek er al heel lang was en ook nog heel lang zou blijven. Dat ik helemaal niets te betekenen had. Dat kan ellendig voelen, maar het was relativerend. Zulke grote woorden had ik er indertijd nog niet voor, maar het gevoel kan ik zo terughalen.' Dat relativeren is nog steeds prettig, zegt ze. 'Ik bedoel: alles hier om je heen leeft. Niet alleen de bomen en de vogels, ook in de bodem en het water. En alles wat niet meer leeft, heeft een functie. Die omgevallen beuk, bijvoorbeeld, die is als lijk belangrijk. Een voedingsbodem voor schimmels en insecten, en in de wortelkluit leven muisjes en vogels. Omdat hij dood is, kan hij een bron van leven worden. Dat vind ik prachtig. Uiteindelijk worden wij ook opgenomen in... ja, wat zal het zijn? De bomen? De rivieren? Dat weet je niet. Wij als mens zijn onderdeel van een cyclus. Dat bedoel ik met die relativering: wij zijn een van de soorten op aarde, meer niet.' TOEN MARIEKE VAN HAAR LIEFDE voor de natuur haar werk wilde maken, waren het haar ouders die haar daarin steunden. 'Ze lieten me sowieso altijd begaan. Ik ben opgevoed met: volg je hart, als je ons nodig hebt, horen we het wel. Waarbij ze er wel alles aan deden om met mij en mijn broer in gesprek te blijven. Mijn vader werkte zeven dagen per week, maar als hij thuiskwam was hij er echt. Aan tafel voerden we lange gesprekken. Over dagelijkse dingen, de wereld, het nieuws, het leven. Ik voelde me, en voel me nog steeds, gehoord. Als kind vond ik dat normaal, maar nu ik zelf een kind heb, denk ik weleens: hoe deed mijn vader dat? Laat thuiskomen, snel eten, en dan ook nog al die aandacht voor ons. Ik had geen ouders die achter de krant verdwenen. Zo'n moeder ben ik zelf ook niet. Mijn vriend en ik werken allebei, maar we proberen zoveel mogelijk met onze zevenjarige zoon naar buiten te gaan. Lange wandelingen, trek tochten als hij wat ouder is. Daar verheug ik me op. Als we buiten zijn, geef ik heus niet bij elke plant college, want dat vindt hij helemaal niet leuk. Maar ik hoop wel dat hij merkt: in de natuur voel je je goed.' MARIEKE DOORLIEP de middel bare school in Leidschendam en ging daarna dier- en veehouderij studeren in Delft. In haar eerste baan bij Stichting AAP zette ze zich in voor uitheemse dieren, maar gaandeweg verschoof haar aandacht naar het behouden van het moois dat Nederland te bieden heeft. Op haar 31ste keerde ze terug naar de schoolbanken van de Wageningen University voor de opleiding Forest and Nature Conservation. In 2010 begon ze bij Staatsbosbeheer en sinds 2015 werkt ze ook voor het KRO-NCRV- programma BinnensteBuiten, een dagelijks lifestyleprogramma over duurzaamheid. Het had niet veel gescheeld of ze was er nooit gaan werken. 'Ik vond het doodeng toen ik werd gevraagd. Als boswachter deed ik de lokale woordvoering voor de regio waarin ik werkte, Zuid-Kennemerland en het Gooi. Hier vielen onder andere Elswout en de duinen onder, maar ook het Diemerbos. Toen de vraag kwam of ik wilde meedoen aan een pilot voor een programma, riep alles in mij nee. Veel te span- 14

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2022 | | pagina 94