'Stond op zo'n
rouwkaart: jullie zullen
hem wel missen. Dan
dacht ik: flikker op'
'Bert en ik waren nog niet klaar met elkaar.
We hadden een jonge dochter, er waren nog
dingen onuitgesproken. Plots gaat je man dood
van wie je veel hebt gehouden, maar met wie
je het ook moeilijk hebt gehad. Ik kreeg van
hem niet altijd alle ruimte. Het voelde tussen
ons als onafgemaakt. Niet zacht, niet rond.
Hij was geen man die van burgerlijkheid hield.
Hij ging niet mee op zondagmiddag wandelen.
Het kostte me moeite om toe te geven: hé, je
hebt me soms echt in de steek gelaten. Dat
was nog een worsteling, na zijn dood.'
Diezelfde worsteling zag ze jaren later bij haar
moeder toen haar vader overleed. 'Zij waren
ook gek op elkaar, mijn moeder houdt nog
steeds van hem, maar hij was ook een domi
nante man. Na anderhalf jaar kreeg ze een
nieuwe vriend, dat was schattig, dat je moeder
op haar 66ste dan tegen je zegt: "Volgens mij
ben ik verliefd." En toen had ze ineens een
kunstzinnige, aandachtige man met wie ze
naar exposities ging, en die ook nog eens heel
stoer was, een voormalig profeonkballer.'
Frencken zag haar moeder opbloeien. 'Het
was bij mijn vader, en ook bij Bert, moeilijk
om emotioneel gehoord te worden.'
'Ik heb postuum lopen relatietherapieën. Ik
ben een artiest die werkt met wat zich aandient
in het leven. Nou, en dan diént zich even wat
aan. Daar probeer ik dan iets van te maken. Ik
was juist ook in die periode weer aan het optre
den, ik had mezelf jaren in de luwte gehouden
omdat Madelief klein was. Ik had mijn rentree
gemaakt en daar heb ik het verhaal van Berts
dood in verwerkt, samen met Jeroen van Mer-
wijk. Die er ook niet meer is - verdomme.'
Ze kijkt even naar een omlijste foto aan de muur.
Een zwart-witversie van Jeroen van Merwijk,
muzikant en cabaretier, kijkt grijnzend het
theater in. In de hoek, achterin, staat Berts
piano. 'Bert had het geweldig gevonden,
deze plek, maar hij had ook twintig keer in
het proces gezegd (Frencken zet een lage,
norse stem op): 'Zou je dat nou wel doen?'
'Heel veel gedoe.' 'Niets voor jou.'
Lachend: 'Ik heb jaren de tijd gehad om hem
te leren kennen, hè. En mijn dochter lijkt op
hem. Preci'és Bert.'
Ze gaat even verzitten, neemt een hap van een
koffiebroodje. 'Die heeft Frénk voor ons mee
genomen,' zegt ze. Frencken trouwde in 2018
met journalist en programmamaker Frénk van
der Linden, ze ontmoetten elkaar twee jaar
daarvoor op het station - 'ja, dat
is een leuk verhaal'. Frencken had
net een punt gezet achter een rela
tie met een man die niet goed voor
haar was. En nu ga je niet depres
sief worden, nu ga je elke leuke
man aanspreken die je tegenkomt,
had een vriendin gezegd. Van der
Linden was zo'n leuke man. Ze zei
iets over zijn boek Geloof, Dood
Liefde dat ze net had gelezen op de
camping. 'Ik zei het heel leuk, ik
zei: jij hebt mijn vakantie gered op
literair niveau.'
'Ja. Hij gaat heel liefdevol om met
die chaos van mij. Dit weekend
nog. Zeg Lou, zegt hij dan, ik heb
zes blauwe enveloppen gevonden.
En die heb ik dan écht goed verstopt,
hè, op de pianovleugel tussen het
muziekpapier. Ik voelde me betrapt,
maar dan zie ik dat hij die envelop
pen keurig op een stapeltje heeft
gelegd, en dan zegt hij heel rustig:
die moet je dit weekend maar eens
openmaken. Zo lief. Ik weet niet
wat het is dat ik die enveloppen
dan niet openmaak.' Lachend: 'Ik
heb gewoon nooit zin in moeilijk
gedoe, en daardoor zit ik dus altijd
met moeilijk gedoe.'
Frénk helpt haar met haar angst
voor wat ze zelf 'maakchaos' noemt:
door de woorden het liedje niet
meer zien. 'Hij ziet mij dan weken
in een soort van apathie verkeren
en beseft dat ik er tegenaan hik dat
ene liedje te schrijven over die zin,
het zinnetje dat ik zo leuk vond:
Andere mensen worden oud. Als
ik zoiets roep, noteert hij dat en
stopt hij het in mijn schrijfmap.
'Faalangst, denk ik? Want wat je
zegt: ik heb al honderd keer bewe
zen dat er uit die chaos wat moois
verschijnt, maar je moet er iedere
keer weer in durven roeren, in dat
eigen hoofd. Ik twijfel soms of het
goed genoeg is. Of ik het wel kan.
Ik bewonder Frénk daarin: hij
twijfelt nooit aan wat hij doet. Of
nou ja, hij is goed in het wekken
van die indruk. En hij zegt ook
soms: Jezus, Mylou, twijfel nou
niet zo aan jezelf. Bij ieder nieuw
ding dat ik aanga, denk ik: wie zit
hierop te wachten?'
Je zegt het bijna mokkend.
'Ja. Maar ik koester die twijfel ook.
Zonder twijfel kun je niets maken.
Zeker weten hoort niet op het toneel.'
Je hebt ook zelfinzicht nodig, je
moet kijken naar je eigen kronkel
weg. Is dat niet vermoeiend?
'Ja. Mijn vak dwingt me tot reflectie.
Maar ineens, op een avond, krijg ik
de geest. Dan schrijf ik het zo op.
En het is vaak ook heel léuk, hè,
rijmen. Iets horen in je hoofd, een
gevoel omzetten in zinnen. Ik kan
ontzettend lol hebben met mezelf.'
Twijfel je nog over de voorstelling?
'Nou, ik begin met dat ik heel erg
in de war ben en even niet meer
weet waar ik sta. Dus ja, dat gedub,
het gewik en geweeg: het is er nog
steeds. Maar er is minder twijfel
over dat ik het allemaal gewoon
lekker ga zéggen. Ik weet nu: ik
heb dat zoeken nodig. Dat is het
denk ik, wat ik heb bevochten, en
overwonnen: ik schaam me niet
meer voor mijn twijfel.'
Wat moest je bevechten?
Heb je dat kunnen verwerken?
Je kan hem goed nadoen.
Heb je met Frénk de basis gevon
den die je zocht?
Hij biedt me de structuur die ik mis.'
Waar komt die tijdelijke apathie
vandaan? Je zit al zo lang in het vak.