icsi is onze
laatste kans.
Ergens in het
umc staan mijn
laatste beetjes
hoop in de
ijskast
aan: een grote cirkel met twee iets kleinere erboven.
Docteur zoomde weer uit, er verschenen nog een
stuk of vijf rondjes in beeld.
'C'estgrave?' vroeg ik gealarmeerd. Of het ernstig was.
'Pasforcément,' antwoordde docteur. Niet per se.
'U kunt zich weer aankleden,' sloot hij de tour af.
Als souvenir kreeg ik een afdruk van Mickey Mouse
mee naar huis. De rekening moest ik ter plaatse
voldoen, een fooi voor de gids leek me niet nodig.
DE VELE VERGROTE EITJES in mijn eierstokken
bleken op PCOS te duiden: polycysteus-ovarium-
syndroom. Bij vrouwen met PCOS groeien er meer
dere eiblaasjes in de eierstokken, waardoor er vaak
geen eisprong plaatsvindt. Voor een eisprong is
namelijk één 'winnaar' nodig; een eiblaasje dat tot
grootste uitgroeit, en bij PCOS is de concurrentie
moordend. Letterlijk; het draait je kansen om via de
natuurlijke weg een kindje te krijgen grotendeels de
nek om. Geen eisprong betekent geen mogelijkheid
tot bevruchting. Op twintigjarige leeftijd nam ik het
bericht van de Franse arts ter kennisgeving aan.
Ik bezocht een Nederlandse gynaecoloog voor een
second opinion en kreeg dezelfde diagnose. Mijn
ouders reageerden ieder op hun eigen manier
op het nieuws. Mijn vader viel stil, mijn moeder
compenseerde dat door talloze vragen op mij af te
vuren. Even later vond ik haar tussen mijn oude
babyspullen, in tranen. Ik troostte haar, maar voelde
er zelf weinig bij. Ik had nog geen actieve kinderwens
en was ervan overtuigd dat er tegen die tijd wel een
oplossing zou zijn.
Dat klopte, er bleek een arsenaal aan medicatie
beschikbaar om een eisprong op te wekken. Zwanger
worden en blijven, bleek een ander verhaal. Eenmaal
gelukkig getrouwd en dertig jaar oud, was er ruimte
voor een kind in mijn leven. Na bijna een jaar probe
ren om op natuurlijke wijze in verwachting te raken,
kreeg ik een vroege miskraam. Mijn Amsterdamse
gynaecoloog geloofde niet dat ik daadwerkelijk
zwanger was geweest, maar stemde desondanks in
met een vruchtbaarheidsbehandeling.
Bij de eerste ronde hormoonpillen voelde het alsof
ik eindelijk een eerlijke kans kreeg. Ik was hoopvol,
ik had gelezen dat het gebruik van Clomid bij 75 pro
cent van de vrouwen binnen drie maanden tot een
zwangerschap leidde. Elke maand bouwde de hoop
zich in mij op, om steeds weer te worden afgebroken,
synchroon aan het slijmvlies in mijn buik.
Pillen werden spuiten, maanden werden jaren. De
pogingen tot bevruchting verplaatsten zich van
onze slaapkamer naar verschillende ziekenhuizen
om uiteindelijk in het laboratorium te eindigen.
Ergens diep in het UMC staan nu mijn laatste beetjes
hoop in de ijskast. Een ICSI-behandeling is onze
laatste kans op een kind, in de hoop op een dag te
kunnen zeggen: je bent verwekt in een laboratorium
ver van je vader en moeder, maar geschapen door
de wetenschap, in de wetenschap dat je meer dan
gewenst bent.
SOMS SPREEK IK in stilte een ooievaar toe. Ik geef
ons adres en kijk toe hoe hij de andere kant op vliegt.
Met elke mislukte cyclus, miskraam en negatieve
zwangerschapstest neem ik afscheid van een beeld
van een kind dat in mijn hoofd en hart al werkelijk
heid is. Dat gevoel van verlies lijkt gek genoeg op de
rouw om twee ouders die ik daadwerkelijk heb gehad.
Mijn vader en moeder kwamen niet meer thuis na
een vakantie in Zuid-Afrika. Hun vliegtuig stortte op
12 mei 2010 neer in Tripoli, Libië. Door een fout van
de piloot, beperkt zicht en een mislukte doorstart,
eindigden 103 levens in het woestijnzand naast de
landingsbaan. Ik was 22, maar voelde me vier en
veertig jaar tegelijkertijd. Nog steeds mis ik de humor
en scherpte van mijn vader, zijn grote warme hand om
die van mij. Nog altijd kan ik mijn moeders' piano
spel horen, haar vertrouwde geur van dagcrème,
parfum en thuis oproepen. Ik mis de plek waar ik
altijd naartoe terug mocht keren.
Geen ouders en geen kinderen voelt op slechte
momenten alsof ik zweef tussen verleden en
verlangen. Beide zijn niet tastbaar genoeg om me
aan vast te houden, dus hang ik in het luchtledige.
Ik voel me een stuk land dat aan alle kanten aforok-
kelt, stuurloos dobberend op open zee. Een eiland
in de tijd. Omringd door niets dan water, blijf ik
zoeken naar vaste grond om mijn heden en verleden
met elkaar te verbinden. De zichtlijn is beperkt en de horizon
verschuift. Ik weet niet wat erachter ligt. Ik kijk op dit moment
niet verder vooruit dan de volgende cyclus, het komende jaar.
RUIM VIER JAAR BEVINDEN mijn man en ik ons nu in de wachtkamer
van nieuw leven. Mijn vertrouwen in een goede afloop is door het
verlies van mijn ouders beschadigd. Het ergst denkbare is al eerder
gebeurd, waarom zou dit wel goedkomen? De onzekerheid van het
wachten brengt me aan het wankelen; het leven overkomt ons niet
26