De Jorissen,
Diederiks
en Anne-Fleurs
in het zaaltje zijn
verbijsterd: werkt
het echt zo? Nooit
wat van gemerkt!
lang dat sociale klasse in Nederland geen rol meer speelt.
Want ik merkte er in mijn bubbel niks van.
Maar toen verdiepte ik me in ongelijke kansen en begon
me te realiseren dat lang niet iedere witte man met 10-0
voorstaat in het leven. Witte mannen met net zulke
hoogopgeleide of welgestelde ouders zonder migratie
achtergrond als ik, ja, die hebben inderdaad een grote
voorsprong, kijk maar naar pakweg Mark Rutte, Rutger
Bregman, Jaap van Dissel, Maarten van Rossem, Sander
Schimmelpenninck en Wouter Bos, om een paar duidelijke
voorbeelden te noemen.
Maar lang niet alle witte jongens - of meisjes - hebben
een eigen slaapkamer om hun huiswerk te maken, of
ouders die kunnen helpen bij het huiswerk of die bijles,
examentraining, schoolreisjes en een studietoelage
kunnen betalen. Deze kinderen moeten hindernissen
nemen die er voor kinderen zoals ik helemaal niet zijn.
VOORDAT IK KLASSEMIGRANTEN ging interviewen,
dacht ik dat ongelijke kansen te maken hebben met
huidskleur, geslacht, seksuele identiteit, cultuur, religie
of gezondheid. Dat je ook door je sociale klasse kunt
worden gediscrimineerd en achtergesteld, kwam nooit in
me op. Ik kende de rapporten van de Onderwijsinspectie
niet waaruit blijkt dat bij eenzelfde Cito-score kinderen
met laagopgeleide ouders gemiddeld een lager school
advies krijgen dan kinderen met mijn soort ouders.
'Gefeliciteerd met het diploma van je ouders', noemen
onderwijsdeskundigen dat cynisch.
Laten we het eens illustreren met twee fictieve personen:
Gerrit en Joris. Gerrits ouders houden enorm van hem,
maar thuis zijn er geen kranten, tijdschriften of boeken.
Bij Joris is dat er allemaal wel, en zijn ouders corrigeren
elke taalfout. Gerrit en Joris halen dezelfde Cito-score.
Wie is er slimmer? Gerrit natuurlijk: die had weinig steun
van thuis. Wie gaat er naar het gymnasium? Joris, want
dat is de praktijk in Nederland. Zo komt Gerrit op de
havo en als hij zich dan via het hbo toch door
de universiteit knokt, zeggen bedrijven en
instellingen bij zijn sollicitatie: we nemen
toch liever Joris. Die is slimmer, want hij heeft
gymnasium.
Zoals altijd wanneer ik over 'onder-advisering'
in het onderwijs vertel, zie ik ook in dit zaaltje
twee reacties. De Jorissen (en Diederiks,
Frederiekes en Anne-Fleurs) zijn
verbijsterd: werkt het echt
zo? Nooit wat van gemerkt!
Maar de Gerrits en ook de Kim-
berly's en André's knikken langzaam.
Zij hebben zelf meegemaakt dat de juf of
meester zei: oké, je hebt dan wel de hoogste
Cito-score van de klas, maar kun je het toch
niet beter eerst op de havo proberen? De
Mohammeds, Malika's en Aisha's knikken
eveneens. Ook zij hebben dit meegemaakt.
IK SPRAK THUIS NEDERLANDS op de manier
die 'ABN' wordt genoemd: Algemeen Beschaafd
Nederlands. Wat een arrogante term. En wat
een voordeel voor mij! Want op school, op de
universiteit en daarna met collega's werd en
wordt hetzelfde ABN gebruikt.
Omgekeerd: wat een ongemak als je als klasse
migrant anders moet gaan praten om op de
universiteit en daarna in je verdere loopbaan
serieus te worden genomen. Als ik op bezoek
bij mijn ouders telefoon krijg van werk, neem
ik gewoon op. Veel klassemigranten vertelden
me dat ze pas opnemen als ze buiten de kamer
zijn; ze vinden het gênant als hun ouders
kunnen horen hoe zij met die collega opeens
geen dialect of 'plat' Nederlands spreken,
maar ABN.
Dat is de kloof van klassemigratie in één beeld.
Maar als je opgroeit met ouders als de mijne
heb je daarvan vaak geen idee. Ik zie het bij
22