Ik weet nog steeds niet wat ik hier nu eigenlijk doe, mijn hoofd zit vol angsten en op mijn voeten tel ik al drie blaren en een weggelopen jeugdliefde volg den, snapte ik niet waar het mis was gegaan. Dat is de grap aan jezelf kwijt raken: je hebt pas door dat je verdwaald bent als het pad al lang niet meer in zicht is. Na die instorting was ik er maanden mee bezig mijn weg terug te vinden naar de plek waar het allemaal de plomp in was gegaan. Als ik maar lang genoeg zoek, dacht ik tijdens de eenzame nachten in een verder leeg bed, dan vind ik de versie van mezelf die al die tijd zo goed werkte, gewoon weer terug. En dan komt het goed. MAAR DIE OUDE IK KWAM NIET TERUG en het kwam ook niet goed. Pas toen drong het tot me door: ik ben 24 en mijn leven is één grote puinhoop, ik weet het allemaal even niet meer, en daar zal ik het mee moeten doen. Voor het eerst viel ik écht stil. Doodeng vond ik dat. Ik was een vreemde voor mezelf, iemand die ik helemaal opnieuw moest leren kennen. Ik had geen flauw idee hoe dat moest, zo'n nieuwe versie van mezelf vinden. Wat ik wel wist, was dat ik nergens zou komen als ik niet in beweging kwam. Ik dacht aan de pelgrimstocht die ik nooit van mijn leven zou lopen, en besloot te gaan. Als ik mezelf dan toch kwijtgeraakt was, dan kon ik net zo goed gaan wandelen. Misschien loop ik die spiksplinternieuwe Bente dan gewoon tegen het lijf in Spanje. EEN MAAND EN WEINIG VOORBEREIDING LATER loop ik met mijn beslagen brillenglazen en een wervelwind aan emoties door de mist in de bergen. Als ik aan het eind van die eerste dag na dertig kilometer lopen aan de voet van de berg sta, verbaas ik me dat het me is gelukt. Ik weet nog steeds niet wat ik hier nu eigenlijk doe, mijn hoofd zit vol angsten en op mijn voeten tel ik al drie blaren. Maar ik besluit door te gaan. In die eerste dagen ben ik vooral bezig met het onder de knie krijgen van pelgrim zijn. Ik moet leren slapen in een zaal vol met snurkers, ontdek dat mijn looplimiet op 25 kilometer per dag ligt. Ik leer al snel hoe ik blaren door moet prikken, en dat ik dat iedere dag moet blijven doen omdat mijn wandelschoenen te klein zijn. Ik merk dat je altijd wel ergens om een bed kunt vragen, en dat niet weten waar je de volgende dag slaapt niet eng is, maar vooral een gevoel van vrijheid geeft. Ik ontdek dat ik overdag het liefst alleen loop, maar 's avonds graag in het gezelschap van andere pelgrims ■y. 22

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2022 | | pagina 102