Een pelgrimstocht naar Santiago de Compostela,
journalist BENTE VAN DE WOUW (27) moest
er nooit aan denken. Tot ze vastliep. Want: een
weggelopen jeugdliefde, een burn-out, een
paniek- en angststoornis. Ze vertrekt alsnog naar
Spanje. 'Ik moet leren slapen in een zool vol snurkers.
Het stormt op mijn allereerste dag richting
Santiago de Compostela. Met mijn hele leven
in een rugzak van zes kilo loop ik door de
Pyreneeën, meteen het zwaarste stuk van de
800 kilometer lange pelgrimstocht door het
noorden van Spanje. Het uitzicht zou fenomenaal moeten
zijn, maar het enige wat ik zie zijn de mist, de gebogen
ruggen van andere ploeterende pelgrims en de regen
druppels op mijn beslagen brillenglazen.
Ik weet niet hoe ik me hoor te voelen terwijl ik stap na
stap zet, heuvel op heuvel af. Misschien zou ik blij moeten
zijn, omdat ik hier na maanden fantaseren eindelijk ook
echt loop. Misschien zou ik verdriet moeten hebben, om
de oude versie van mezelf die ik hier op de modderige
paden achter me hoop te laten. Waarschijnlijk zou ik hoop
moeten voelen, of bang moeten zijn. De waarheid is dat
het niet alleen stormt in de bergen op die allereerste dag,
maar ook in mij. Ik voel alles en niets tegelijk, en terwijl
ik me op trillende benen een weg baan door een onbekend
landschap, denk ik alleen maar: wat doe ik hier?
Zo'n pelgrimstocht is niks voor mij. Dat dacht ik jaren
geleden toen ik er voor het eerst over hoorde. Ik was
niet geïnteresseerd in wandelen, had geen behoefte aan
bezinning, pijnlijke benen en blaren. Ik was mezelf niet
kwijtgeraakt, en dus had het ook geen zin om mezelf te
zoeken op een pad bewegwijzerd door gele pijlen en de
St. Jacobsschelp.
Zelfs als ik al de wens had, was de tijd er niet. Ik was
altijd druk. En als ik niet bezig was, dan deed ik iets goed
mis, dat geloofde ik. Het begon toen ik als havo-kind op
het vwo terechtkwam, en na school tot laat in de nacht
studeerde omdat ik het zo graag wilde kunnen. Toen dat
gelukt was, verhuisde ik voor een studie journalistiek
naar het drukke centrum van Amsterdam. Ik deed allerlei
extra klussen - een boekenblog bijhouden, columns
en artikelen schrijven, mezelf van pers-event naar pers-
event slepen - om mezelf op de kaart te zetten, herkanste
tentamens zodat ik cum laude zou slagen en als ik niet
bezig was met werk, had ik samen met
mijn jeugdliefde een druk, sociaal leven.
We reisden in onze vakanties de wereld
rond en als we thuis waren, vulden we
de lege plekken in onze agenda's op met
iets. Wat dat dan was, maakte eigenlijk
niet uit. Snowboarden, terwijl ik dat
helemaal niet kon. Voor de derde keer
die week uit eten terwijl we een gevulde
koelkast met prima ingrediënten
negeerden, in het weekend naar de
markt en dan naar de film en misschien
daarna nog even naar een feestje. Ook
al haatte ik feestjes, en de markt. En de
drukke bioscoopzalen eigenlijk ook.
lip
WAT IK NIET DOORHAD, was dat ik een leven leidde
met een houdbaarheidsdatum. Ik werd geboren als een
gevoelig kind met zo'n grote belevingswereld dat het
daadwerkelijke leven me al snel te veel werd. Ik raakte
geïrriteerd van een kriebelende trui, moest huilen als
ik een vlinder met maar één vleugel zag, ik voelde paniek
bij een hard en onverwacht geluid. Ik was niet alleen een
dromer, maar droeg ongewild ook allerlei angsten met me
mee. Ik was een rustig meisje dat stilte en leegte nodig
had om al die emoties en prikkels te verwerken.
Maar tijdens het opgroeien ontdekte ik al snel dat er in
deze snelle wereld, waarin gevoelig zijn als een zwakte
wordt beschouwd en de schreeuwers er met de winst
vandoor gaan, geen ruimte was voor zachtheid. En dus
deed ik alles zoals ik dacht dat het hoorde. Werkte ik hard
op school, hield ik er een druk sociaal leven op na, reisde
ik de wereld rond, deed ik er alles aan om in de mal te
passen die zei: jij bent zoals de rest. Net als iedereen.
Totaal verrast en vooral ook boos was ik dus, toen ik
merkte dat het niet meer ging zoals het moest. Ergens
op een zomerdag in 2017 had ik een onzichtbare limiet
bereikt, en toen er een burn-out, paniek- en angststoornis
MEZZA 21