'Ik heb sommige
dingen in onze jeugd
anders beleefd, of in
elk geval minder
heftig ervaren'
met het voetbal van de jaren zestig op de achtergrond,
dacht ik. Zo werd het idee geboren.'
'Ik moest een schaamtebarrière door, en dat was
nogal eng. Alle donkere kamers in mijn hoofd
openmaken en de durf vinden op te schrijven wat
ik daar vond. Daarnaast wilde ik vermijden dat
Flinke jongen een kille afrekening zou worden met
mijn inmiddels overleden ouders. Ik wilde ook niet
het risico nemen dat mijn nog levende familie door
het boek met me zou breken.'
Albert, vind je dat je broer daarin is geslaagd?
Albert: 'Ik vond het aanvankelijk lastig dat dit boek
er precies nü moest komen. Mijn ouders, en met
name mijn vader, kunnen zich niet meer verdedigen.
Jeugdvrienden die onze ouders goed gekend hebben
zeiden onlangs: "We vinden niet dat je vader naar
voren komt als een boeman, maar als een tragische,
eenzame man." Nou, dan is het voor mij ook prima.
Zelf heb ik door dit boek het gezin waaruit ik kom
beter leren kennen. We zijn er hooguit hechter door
geworden.'
Auke betrok broer Albert en zus Yolande dan ook
vanaf het prilste stadium bij de totstandkoming
van zijn roman. Droeg het boek zelfs aan ze op. Hij
veranderde bewust hun namen, om de romanvorm
te benadrukken. Voorin Flinke jongen citeert hij
Gerard Reve: Echt gebeurd is geen excuus. Auke:
'Want ook al is alles echt gebeurd, en kloppen alle
historische feiten tot de uitslagen van mijn school-
voetbalelftal aan toe, uiteindelijk gaat het in een
roman om de kracht van het verhaal. Dat heb ik
steeds in mijn achterhoofd gehouden.'
Eindeloos spraken de drie met elkaar, waarbij de
een de gaten in het geheugen van de ander opvulde.
Albert: 'Aan die herinneringen ontbrak het mij
nogal eens. Ik was als puber vooral afwezig in ons
gezin. Ik ontvluchtte het huis en bracht het grootste
deel van mijn tijd door met vriendjes. Zwerven op
straat, kaarten met andere jongens. Op mijn vijf
tiende stuurden mijn ouders me naar een internaat
voor moeilijk opvoedbare jongens. Als je anderhalf
uur met z'n drieën op een bankje zit te kletsen, komt
weer van alles naar boven.'
Hun zus heeft het geheugen van drie olifanten,
lacht Auke. 'Zij was als kind een stuk alerter dan ik
en kreeg meer mee van wat thuis gebeurde. Ik zat
vaak in mijn eigen wereld - nog steeds trouwens.
Zo was ik als enige verbaasd toen onze ouders uit
elkaar gingen.'
Albert: 'Voorop: alles wat Auke schrijft is waar. Ik
heb sommige dingen in onze jeugd alleen anders
beleefd, of in elk geval minder heftig ervaren. Ja, we
kregen flink klappen - ons zusje niet, trouwens. Maar er mocht
ook heel veel. Ik had mijn eigen zolderverdieping met
tafeltennistafel en iedereen mocht langskomen. En dat deden
vrienden graag. Onze vader was er toch nooit, en onze moeder
had ook goede momenten waarop ze zingend door huis ging.'
Auke: 'Gezag had ze niet. En ze dronk een glaasje. Als onze
vader weer eens niet thuis at, legde ze - op advies van de huis
arts - de mattenklopper op tafel. Een potsierlijk symbool waar
geen enkele dreiging van uitging.'
Albert: 'Ieder heeft zijn eigen mechanisme voor wat blijft
hangen en ingrijpt. Met situaties om te gaan. Auke vluchtte in
voetbal, ik vluchtte naar mijn vrienden. Als ik maar met rust
werd gelaten - niet zonder mijn vader eerst weerwoord te geven
trouwens. Daardoor werd ik minder geraakt door wat er in huis
gebeurde. Overigens vond ik het wel knap dat terwijl ik er op
school niets van bakte, Auke stoïcijns de gordijnen dichttrok en
altijd blokte voor tentamens.'
Auke: 'Ik was De Betere Zoon binnen het gezin. Het makkelijke
kind dat nooit tegensputterde. Het goede voorbeeld - het laatste
wat je wilt zijn als kind. Ik móést wel slagen, want mijn broer
bleef drie keer achter elkaar zitten.'
Albert, lachend: 'Onze vader dacht zelfs dat ik nog op school zat
toen ik allang een baan had als piccolo in een hotel.'
Auke: 'Nee. Dit is wat gebeurt bij dreiging: uiteindelijk redt
iedereen zichzelf. Mijn vader kon slecht met kinderen overweg
en Albert was totaal niet aan te sturen. Ergens was ik dus wel
blij dat Albert veel afwezig was, want dan was de dreiging thuis
minder. Op een stiekeme manier kon ik hem ook steunen.'
Albert: 'Door me niet te verlinken als ik weer eens midden in
de nacht door een raampje naar binnen klom.' (Zwijgt) 'Weet
je, aan de ene kant dreef ik misschien wel een wig tussen de
gezinsleden, maar ik was óók degene die het meeste had met
onze vader. De eerste keer dat mijn vader me sloeg met een stuk
hout - en dan niet in een vlaag van verstandsverbijstering maar
weloverwogen - vond ik dat verschrikkelijk, maar ik wist ook:
die man weet zich gewoon geen raad. Ik zag zijn onmacht en
Moest je veel overwinnen bij het schrijven?
Albert, toch zeg jij je in sommige situaties in het
boek helemaal niet te herkennen.
Hetzelfde gezin, en toch verschillende ervaringen. Hoe kan dat?
Auke, voelde je je door je broer in de steek gelaten?
ALBERT KOK
32