De zon schijnt rijkelijk als we vanuit de lucht een
paar typisch New Yorkse basketbalveldjes te
zien krijgen. Haast grafische vlakken van grauw
beton met hoge hekwerken eromheen, rechts
wordt een wedstrijdje gespeeld, op links oefent
een groepje tieners hun baseballworpen. Tegelijkertijd
klinkt aanzwellende orkestmuziek - diverse blazers,
roffelende timbalen - die abrupt stopt als de camera
inzoomt op een blonde jongen in een lichtgroen jack.
Hij knipt met zijn vingers, naast hem doen zes vrienden
hetzelfde. Waarna ze opstaan en zich met lome tred over
het terrein bewegen, alsof ze hier de dienst uitmaken,
onderwijl steeds meer dansmoves ten beste gevend.
Zo begint West Side Story, de film die zestig jaar geleden
voor een sensatie zorgde. Niet in de laatste plaats omdat
voor het eerst een Hollywoodmusical op locatie was
gedraaid. Om precies te zijn: in West 68th Street tussen
Amsterdam Avenue en West End Avenue, een destijds
haveloos stukje Manhattan waar de daaropvolgende jaren
het Lincoln Center for the Performing Arts zou verrijzen.
De slopers stonden bijna letterlijk te wachten tot de
regisseur voor de laatste keer 'cut!' zou roepen.
De meeslepend vormgegeven beginscène, die ook na een
halve eeuw weinig aan kracht heeft ingeboet, voert naar
een confrontatie tussen twee jeugdbendes: de autochtone
Jets - we hebben ze net nog kunnen bekijken - en de
Puerto Ricaanse Sharks. Er hangt over en weer vijandigheid»
MEZZA 21