Journalist BAHRAM SADEGHI (53) ontvluchtte als achttienjarige Iran,
kwam in Nederland terecht en zag zijn familie nooit meer terug. 'Behalve
een jongere broer, maar hij vond Nederland een verdorven, rijk land.'
n 2016, toen 9/11 voor de vijftiende keer werd
herdacht, vroeg journalist Bahram Sadeghi zich
af welke invloed die aanslagen op zijn leven had
den gehad. 'Iedereen had het over hoe de wereld,
maar ook hun eigen leven, erdoor was veranderd.
Tot mijn verbazing kwam ik tot de conclusie dat
die gebeurtenis nauwelijks impact op mijn leven
heeft gehad. Maar een andere aanslag had dat wél:
die in de Sinaï in Egypte op 5 oktober 1985. Een
grensbewaker, Suleiman Khater, schoot zeven
Israëlische toeristen dood, onder wie vier kinderen.
Dat vormde de aanleiding voor mijn boek.'
Het verhaal begint vijf jaar eerder, met de oorlog
tussen Irak en Iran. Vanwege een olieraffinaderij
is de havenstad Abadan, waar de familie Sadeghi
woont, doelwit van hevige bombardementen. 'Op
de begraafplaats werden constant nieuwe kuilen
gegraven, maar verder waren de straten, die altijd
zo levendig waren geweest, leeg. Bang was ik niet,
als puber van dertien vond ik het vooral spannend.
De nachtmerries kwamen pas jaren later.'
De Sadeghi's vluchten, maar in elke stad waar ze
terechtkomen, worden ze gediscrimineerd; de ene
keer is hun huidskleur te licht, dan weer te donker.
Na veel omzwervingen weten ze in de zuidelijke
havenstad Bandar Abbas een nieuw leven op te
bouwen. Op zijn achttiende besluit Bahram opnieuw
te vluchten, nu voor de dienstplicht, want de oorlog
tegen Irak duurt nog steeds voort. 'Samen met drie
anderen verstopte ik me op 17 december 1985 in het
lege ruim van een vrachtschip. Als we zouden worden
ontdekt, zou ons leven voorbij zijn, want deserteren
in oorlogstijd is het ergste wat je kunt doen. Boven
dien heb je in Iran het bewijs dat je je dienstplicht
hebt vervuld nodig voor zo'n beetje alles: voor je
rijbewijs, voor je paspoort, om te kunnen trouwen.'
Na een dag of drie beginnen het water en voedsel op
te raken. 'We gokten erop dat we inmiddels zo ver
op zee waren dat de kapitein niet zou willen terug
varen en ons ergens in het buitenland zou achter
laten. Hij was wóést. Hij bleek een contract te hebben
met de Iraanse overheid en besefte dat diezelfde
overheid zou denken dat hij en zijn bemanning ons
geholpen hadden. De voorman sloeg ons in elkaar
en daarna werden we opgesloten. Daar hadden we
geluk mee, want later hoorde ik dat verstekelingen
ook weleens overboord worden gegooid.'
Het eerste land waar ze langsvaren is Egypte, dat
in rep en roer is vanwege de recente aanslag door
Suleiman Khater, waarmee het vredesproces tussen
Israël en Egypte in de war is geschopt. De vier
Iraanse bootvluchtelingen zijn niet welkom; de
autoriteiten verdenken hen ervan spionnen te zijn
en voor nog meer onrust te willen zorgen in Egypte.
Sadeghi glimlacht: 'Daarom is die aanslag van zo'n
grote betekenis voor mij: anders was ik nu een
Egyptenaar geweest in plaats van een Nederlander.'
IN ZIJN BOEK BELICHT Sadeghi die gebeurtenis
vanuit zijn eigen perspectief, dat van de Israëlische
slachtoffers - hij spreekt twee van de kinderen die
de aanslag overleefden - en dat van de familie van
de dader. Hun verhalen, verweven met het zijne,
maken het volgens Sadeghi vooral tot een boek over
omgaan met trauma en tegenslagen in het leven.
Want dat de oorlog en zijn vlucht hun sporen heb
ben achtergelaten, wordt later duidelijk. 'Toen ik
eenmaal in Nederland was, kreeg ik nachtmerries.
Daarin word ik óf achternagezeten door Iraakse
soldaten óf door de Iraanse politie. Inmiddels heb
ik die dromen minder vaak, maar ze kwamen wel
weer terug tijdens het schrijven van dit boek.'
36
'In mijn dromen
word ik opgejaagd door
de Iraanse politie'
O
o
o
CD
LU
o
X
I
<e>
ie
LU