WONEN uitgekozen in de kamers, wij wonen er omheen' 'Ons interieur heeft zelf een plaats INTERIEUR 9 'Kleuren zijn voertuigen die iets uitdrukken, daarom begrijp ik ze' raar De Nederlanden van 1845. Col lega-architect J.F. Staal zag ze staan in de werkkamer van de directeur, die Berlage had uitgerust met een gemetselde binnenwand van bak steen. Dat gaf dat vertrek al een enorme zwaarte. De stoelen en de sofa's omschreef Staal als 'droevige, ernstige kinderen'. Ziel Toch hou ik van die ontwerpen met hun echte, eerlijke materia len. Ik heb ooit een buffetkast van 1 Berlage gevoeld, dat was geen meubel, dat was een gebouw. De kast had torentjes en de deurtjes waren de gevel. Die zou ik graag in huis hebben, maar dat gaat niet, daarvoor wonen wij te klein. Je moet een kast van een huis hebben wil je een meu bel van de firma Het Binnenhuis, waarvoor Berlage werkte, kwijt kunnen. Ja, die eerlijke materialen, waar je altijd aan kunt blijven voelen, die je als het ware kunt lezen met je vin gers, die tref je bij ons thuis aan, maar ze moeten wel warm zijn. Ik zat laatst bij een bevriend stel aan een stenen tafel. Mooi om te voelen, als je je HSBF^ hand erop legt, onthoudt de tafel even je warmte, maar zo'n blad vind ik toch te koud. Geef mij maar een houten tafel met een langer geheu gen. Een tafel die mijn woede ont houdt, van de keihard neergezette bekers, die putten hebben achter gelaten. Een tafel die onuitwisbare sporen bevat van de workshop mozaïeken die Mariska ooit volgde. Ze sloeg oud servies, dat in een plas tic zak zat, tot scherven met een hamer, op tafel, we denken er nog elke dag aan. Dat soort acties geeft een interieur ziel, het is onze geest die in de kamer hangt, wij wonen er, niemand anders. Hol huis Warme materialen hebben nog een ander groot voordeel, ze absorberen geluid. Voor mij is een goede akoes tiek direct verbonden met huiselijk heid. Ik zou nooit kunnen aarden in een hol huis. Alles klinkt er hard. De ellende die het achtuurjournaal vanaf je flatscreen over je uitstort klinkt nog verschrikkelijker. Holle ruimtes zijn gewoon niet gezellig, ze klinken niet intiem, ze verwijderen mensen van elkaar, ook al zitten ze bijna schouder aan schouder. Wat kleuren betreft heeft Mariska aan mij een heel makkelijke. Zij moet er altijd naar kijken, ik nooit. Toch kan ik me wel van alles voorstellen bij wat ze uitzoekt. Het behang van de 19de-eeuwse Engelse ontwerper William Morris bijvoorbeeld is ook mijn behang. Het ademt, door de gedachten waarmee Morris het destijds ontwierp, het is fris en op recht. Kleuren zijn middelen, ze mogen in interieurs nooit doelen worden. Het zijn voertuigen die iets uitdrukken, daarom begrijp ik ze, al zie ik ze niet. Morris vond dat kunst en onze dagelijkse werkelijkheid sinds de renaissance uit elkaar waren ge groeid, waardoor de wereld bevolkt was geraakt met ongelukkige men sen die omringd waren met zielloze industrieel vervaardigde voorwer pen, Berlage's 'tuig' eigenlijk. Morris wilde daar iets aan doen. Hij wilde terug naar de ambachtelijkheid, naar meubels en ontwerpen waarvan de functie en de vorm verband met elkaar hebben. En daar zit ik, op de tweezitsbank met zijn grof geweven bekleding en de lieve kussens die Mariska zelf gemaakt heeft, ik prop die met de 5 en de 0, van toen ik vijftig werd, achter mijn hoofd. Ik woon. Ik woon in een lekker, gedempt fris huis, waar het niet geurt naar Nespresso, omdat die elke dag exact hetzelfde ruikt. Het ruikt hier naar met de hand gezette filterkoffie, die elke dag net weer iets anders smaakt. Het wordt hier goed geventileerd, ik kijk door het luchtstroompje dat door de kamer waait naar buiten. Ik zie dat de roos voor de tweede keer bloeit dit jaar. Dat is mijn huis. Geen con cept, het concept dat zijn wij, zo maken wij het huis tot thuis. Bijlo is het eens met zijn opa, de architect H.P. Berlage: 'Bekijken we het binnenste van onze woningen, dan is het toch eigenlijk tuig, wat wij huisraad noemen.'

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2021 | | pagina 57