Rob Maaskant, Zeeuws kunstenaar
6
De Fantast heet de film over het zelf verzonnen straattheater waarmee
Rob Maaskant tientallen jaren over de wereld reisde. In Duitsland dachten
ze dat hij Bijbelse verhalen verbeeldde, Indianen in Zuid-Amerika
herkenden hun mythen, in Dordrecht wilden ze hem in het water gooien.
„Daar vonden ze ons lanterfanten en nietsnutten."
\t
oppenspeler wilde hij worden,
.wist hij als kind. Of circusdi
recteur. ,,Ik werd niet m de
tent betoverd door acrobaten
of clowns, maar buiten de
tent. Als kind ging ik met de
step naar het circusterrein bij
de toenmalige hbs in Vlissingen. Ik vond het
prachtig om door de stallen te lopen. Toen ik
wat ouder was, een jaar of acht, mocht ik bij de
opbouw helpen met het dragen van planken.
Heel mijn leven is dat zo gebleven, dat alles wat
er omheen zat net zo belangrijk was als de
voorstelling op zich. Als we 's avonds een groot
vuurwerkspektakel lieten zien, stonden we om
9 uur 's ochtends op locatie. Dan moest je de
hele dag opbouwen. Dat ontlaadde zich dan in
de voorstelling."
Geïnspireerd door de ontwerpen van zijn va
der, die als technisch tekenaar bij scheepswerf
De Schelde werkte, maakte hij als jongetje ge
detailleerde plattegronden van circussen, in
clusief de elektrische bedrading. Maar hij ver
zon en tekende ook vreemde figuren. De on
derwijzer aan het eind van de lagere school
vond het maar niks. 'Robbie moet zijn fantasie
maar als hobby gaan zien en met zijn handen
gaan werken', schreef hij op het eindrapport.
Maaskant is inderdaad met zijn handen gaan
werken, maar heeft ook van fantaseren zijn be
roep gemaakt, zoals blijkt uit de titel van de
film die morgen wordt gepresenteerd tijdens
het festival Film by the Sea. Op de kunstacade
mie in Gent perfectioneerde hij de techniek
voor de bizarre taferelen die hij tekende, hij
haakte aan bij de experimentele popgroep
Beautiful Idaho, waar hij zorgde voor de licht
show en de beeldeffecten onder zijn hoede
nam, speelde in de Fanfare Sint Juttemis, een
Zeeuwse equivalent van de Willem Breuker
Groep, ging straattheater maken met de Idaho
Company en belandde via het Engelse gezel
schap Welfare State bij het Flup Ju Bedrijf,
dat hij in 1987 ging runnen en later hernoemde
tot Het Bedrijf v/h.
In de film komt het allemaal voorbij, verteld
door Maaskant, ondersteund door oude beel
den. Constanten zijn de mix van muziek en
theater, reizen, absurdisme, een vleugje maat
schappijkritiek, ontregeling en een ongebrei
delde fantasie.
,,Zes jaar geleden kreeg ik een zware burn-out.
Het viel me steeds zwaarder om een eigen
groep te hebben. Voor mij is het experiment al
tijd belangrijk geweest. Dat betekent dat din
gen ook mogen mislukken. Het is tegenwoor
dig bijna onmogelijk dat als uitgangspunt te
nemen. Als je subsidie aanvraagt, moet je een
plan indienen en zo moet het dan worden. Je
kunt als theatermaker niet meer in het diepe
springen. Overheden vinden het blijkbaar he
lemaal niet leuk meer als je theater op een bui
tenlocatie wilt organiseren. Dan moeten de
ambtenaren aan het werk, er moeten vergun
ningen komen. Op een gegeven moment werd
het tachtig procent organisatie en twintig pro
cent creativiteit. Het werd zo zwaar dat ik be
sloot: 'Ik stop ermee en ik doe alles weg.' Ik heb
altijd veel bewaard. Toen al die foto's, artikelen
en voorwerpen door mijn handen gingen, be
sefte ik dat ze samen een prachtig tijdsbeeld
vormen. Zo kwam ik op het idee voor een do
cumentaire."
,,Er is twee jaar speurwerk aan voorafgegaan.
Het theaterinstituut had veel materiaal, zoals
een optreden van Flup Ju in het Shaffy Thea
ter in Amsterdam. Ik kwam dingen tegen waar
van ik zelf niet meer wist dat het bestond. Ik
heb de film gemaakt met mijn zoon Paco. Hij
ging al heel jong met ons mee op pad. Nu, op
latere leeftijd, had hij nog heel veel vragen. Bij
voorbeeld of er een boodschap zat achter de
dingen die we deden. In de film kan hij mij dat
vragen. Zo is de verhaallijn ontstaan. Het is
heel bijzonder om zo'n documentaire samen
met je zoon te maken. Het heeft onze relatie
verdiept. Hij heeft die zucht naar avontuur ook
in zich."
„Jawel hoor. Mijn ouders kwa-
men allebei uit Rotterdam.
Daar was mijn vader meubel
maker. Ze verhuisden naar Oost
Souburg, omdat mijn vader bij De Schelde
ging werken. Eerst als interieurtekenaar, later
als technisch tekenaar. Het was een strijdbare
familie, een rood nest. 'Laat je niet koeioneren',
kreeg ik van huis uit mee. In zo'n arbeidersge
zin was het destijds heel gewoon om aandacht
te besteden aan cultuur. Als kleine jongen zag
ik Wim Sonneveld in het Concertgebouw, het
huidige Arsenaaltheater. En Henk van Ulsen in
Dagboek van een gek. Mijn ouders hebben me
altijd gesteund."
,,Ik ben een bofkont. Dat komt wel door die
tijd. De wil om steeds met iets nieuws te ko
men. Dat had iedereen. In Middelburg had je
Ad van 't Veer, de latere directeur van Nieuwe
Muziek Zeeland. Die begon met muziek op
straat. Die nodigde drummer Han Bennink uit,
die werkelijk overal op sloeg. Zo gingen wij ook
maffe muziek maken. En ja, ik ben een tijd bij
het stadspoppentheater van Magdeburg ge
weest. Ik heb over de wereld gereisd. Zo leer je
mensen goed kennen. In Liverpool waren we
met de Welfare State. We speelden in Hale-
wood, een arme wijk met een enorme werk
loosheid en criminaliteit. Jongeren zagen ons
daar als indringers. 's Nachts werd de tent in
brand gestoken. Wij moesten in bescherming
worden genomen. We werden naar een mili
taire basis gebracht en het publiek kwam daar
met bussen naartoe. Dat stond echt haaks op
alles waar we voor stonden."
,,Ja, in de goede zin van het woord. Natuurlijk
vonden we het wel leuk om in sommige situa-
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 2021 GO
'Je moet dingen
durven doen die
mogen mislukken'
ERNST JAN ROZENDAAL
Waarom besloot je een film te maken?
Waarom duurde het nog zo lang?
i)
Hij kreeg de cultuur met de paple
pel ingegoten, maar jij niet, neem ik
aan.
Eigenlijk ben je geworden wat je als kind
wilde. Poppenspeler onder meer en een rei
zende circusdirecteur.
Omdat jullie liever de confrontatie zochten
met het publiek?