moeder het huis uit. 'Mijn vader was officieel
ambtenaar, waardoor we een ambtswoning
hadden. Die verruilden we voor twee hoog
achter, een flatje in een volksbuurt. Mijn
moeder was huisvrouw en moest nu werk
zoeken. Via een familielid kon ze aan de slag
op het kantoor van een supermarkt.'
Intussen had haar zoon maar één interesse:
drummen. Hij leerde het zichzelf. 'Na school
tijd, urenlang. Op mijn kamertje, op een zelf
gebouwd drumstel van mayonaise-emmers
en augurkenblikken. Een deksel van de was
tobbe was mijn bekken, ik had een oud pedaal
opgeduikeld, gebruikte pollepels als drum-
stokken en speelde alles na wat ik op de radio
hoorde. The Beatles, The Rolling Stones,
The Kinks.'
Dankzij het kabaal uit dat jongenskamertje
werd Zuiderwijk op zijn 15de ontdekt. 'Schuin
onder ons woonde een meisje dat verkering
had met de zanger van René and his Alligators,
destijds een bekende band in Den Haag. Hun
drummer, een sterke vent, had als hobby om
in cafés armpje te drukken en duimpje te
draaien. Hij was ergens in Noord-Holland de
verkeerde tegengekomen, die had zijn vinger
er bijna afgedraaid. Hij moest in het gips.
René - zóóó'n vetkuif - had geen vervanger
en hij hoorde dat ventje in het gebouw altijd
rammen op die blikken. Op een zondag belde
hij bij ons aan: mevrouw, mag Corretje met
ons meespelen vanmiddag? Mijn moeder
vroeg of ik mijn huiswerk had gedaan. Ja,
mam. Niet natuurlijk, maar ik mocht mee.
Zat ik daar als pikkie voor het eerst achter een
echt drumstel, in een veel te groot kostuum
en meteen bij een serieus optreden, het was
in een zaaltje ergens in Noord-Holland. Angst
had ik niet, want ik had inmiddels zoveel
geoefend dat ik al die ritmes wel kon dromen.'
Maandenlang bleef Zuiderwijk de vervanger
van de onfortuinlijke drummer; met alle
tientjes die hij per optreden ontving, spaarde
hij zijn eerste drumstel bijeen. Zijn school
verwaarloosde hij; zijn artiestennaam was een
van de weinige dingen die hij eraan overhield.
'Ik had als klein ventje een pup die leek op een