Middelburgse broers deden alles samen, zelfs sterven
mm
4
In Amersfoort begon hun
onmenselijke reis naar een
onmenselijk einde.
geeft inzicht in de reis van Janus
en Arij langs vier Duitse werk
kampen. De memoires van de
Limburger Aloys Probst schetsen
gedetailleerd het bombardement
waarbij de broers omkwamen.
Halfbroer J o haalt in een wande
ling door Middelburg persoonlijke
herinneringen op. En de dochter
van Arij vertelt trots over haar va
der, die ze nooit kende.
Jo zit in een rolstoel met een
warm kleedje over zijn benen. De
zon schijnt op zijn platte pet, maar
het is best fris. Kleinzoon Joost
duwt opa naar de Zacharias Jan-
senstraat. ,,Hier woonde ik met
mijn ouders en mijn twee zussen.
Eind jaren dertig stonden Janus en
Arij plots bij ons op de stoep. Zij
waren zoons uit het eerste huwe
lijk van mijn vader. Hun moeder
was al jong overleden en zij kwa
men bij ons wonen. Ze waren on
afscheidelijk. Ik heb geen idee
waar ze vandaan kwamen. Dat
was de eerste keer dat ik hen zag.''
Chocola
Janus (geboren in 1917) en Arij (ge
boren in 1920) waren toen al
meerderjarig. ,,Het huisje was niet
zo groot, dus ik moest samen met
hen op één kamer. Ik sliep tussen
hen in en als we gingen slapen,
kletsten zij nog over van alles en
nog wat. Over voetbal, over werk
en over meiden, hè. Ja, daar hiel
den ze wel van. Ik kon het goed
met hen vinden. Ze hebben in
1940 geholpen bij het opruimen
van het puin na het bombarde
ment van Middelburg. Als belo
ning kregen ze chocola. Dat gaven
ze aan mij.''
De broers zaten toen al in mili
taire dienst. Toen de Duitsers in
mei 1940 Nederland binnenvielen,
vochten ze in het zuiden van het
land in het 14e regiment infante
rie. Na de capitulatie kregen ze
'groot verlof5 opgelegd. Ze moesten
naar huis. Afwachten. Afwachten
wat de bezetter voor hen in petto
had. Janus trouwde in die periode,
met Arij als zijn getuige. ,,Ik kreeg
er 's middags vrij voor van school
en werd door Janus en zijn vrouw
opgehaald met een koetsje.'' Arij
was al getrouwd en kreeg in oor
logstijd drie kinderen.
sold. 14
De bandjes van opa's rolstoel
kraken op het gruispad van het
Molenwater, het park voor de
schouwburg in Middelburg. ,,Hier
had Janus een frietkot", vertelt Jo
aan zijn zoon Edward, die het du
wen van Joost heeft overgenomen.
,,Nee, niet met frikandellen en
kroketten. Vroeger kocht je in een
frietkot alleen friet.'' De broers
hielden zich ook bezig met voet
ballen, bij Middelburg. Ze waren
geen talenten als Joost, die tot vo
rig jaar aanvoerder was van Zee-
landia Middelburg. Maar één van
de broers was wel de koning van
de assist.
Maar ja, wie van de twee? De
wedstrijdverslagen uit die tijd
noemen de spelers steevast bij de
achternaam. Daardoor is bijvoor
beeld niet duidelijk welke De
Kubber in november 1938 de beul
van EMM uit Vlissingen was. Ja
nus of Arij? Middelburg stond met
1-3 achter. 'Een hopeloze affaire'
volgens de Middelburgsche Courant.
Maar niet volgens rechtsbuiten De
Kubber. 'Hij krijgt nu eenige
mooie ballen toegespeeld, welke
hij afgemeten voorzet en waaruit
kort na elkaar viermaal wordt ge-
doelpunt'. Middelburg won alsnog
met 5-3...
Maar in de zomer van 1943 was
het gedaan met de chocolaatjes,
frietjes en het voetballen. Duits
land riep. En Nederland luisterde
volgzaam. Duitsland had arbeids
krachten nodig voor zijn oorlogs
industrie en zette daarvoor mili
tairen in, ook al was dat verboden
volgens de Conventie van Genève.
Duizenden Nederlanders werden
in die maanden als krijgsgevange
nen verspreid over meer dan 200
kampen in het Duitse Rijk, offici
eel Stammlager (Stalag) genoemd.
Begin van het einde
Voor Janus en Arij was Amersfoort
het begin van het einde. 'Gelijk
vee werden we met 40 tegelijk in
een smerige goederenwagon ge
stopt'. Dat schreef Alois Probst in
zijn memoires, door zijn dochter
Leny uitgegeven in boekvorm. De
Limburger volgde hetzelfde pad
naar Duitsland, kort na de Middel
burgse broers. 'Alleen door eenige
kleine luiken, waarvoor ook nog
prikkeldraad was gespannen, kon
frische lucht naar binnen komen.
Voor het doen van onze behoeften
was een grote emmer bestemd'.
In een transport van drie aaneen
gesloten dagen met 340 andere
onwetende militairen kwamen Ja
nus en Arij op maandag 12 juli aan
in Mühlberg, een immens kamp
ten noorden van Dresden. Daar
werden ze ontkleed, gewassen en
kaalgeschoren 'en ontluisd met
een kwast die door merg en been
trok', aldus Probst. 'Het was een
grote vernedering'. En de verblij
ven? 'Vieze gebouwen, drie krib
ben boven elkaar en meer dan 300
personen in een lokaal zonder ta
fels en stoelen'. Welkom in Duits
land.
Het was één van de vier kampen
waarin Janus en Arij na die 8ste
juli te werk werden gesteld. Dat
blijkt uit de gegevens van Eric van
der Most van het Nederlands In
stituut voor Militaire Historie. De
broers zaten in Mühlberg (twee
periodes), Oschatz, Wistritz (twee
periodes) en Hohnstein. Deze
kampen lagen in de omgeving van
Dresden. Ze verschilden in
grootte, werkzaamheden en leef
omstandigheden, maar voor elk
kamp zou een zwerfhond zelfs
zijn neus ophalen. Het enige ge
luk: Janus en Arij deelden de
smart.
De laatste stop in hun leven was
Stalag Wistritz, gelegen in Tsje-
choslowakije, bij de plaats Brüx.
Dat kamp lag pal naast de Sude
tenlandische Treibstoffwerke
Hermann Göring. Op dit giganti
sche fabriekscomplex werden
benzine, dieselolie, propaan- en
butaangas geproduceerd. De
grondstoffen lagen voor het opra
pen, want het omliggende gebied
was rijk aan steen- en bruinkool.
In dit maanlandschap werden da
gelijks zo'n 25.000 krijgsgevange
nen uit heel Europa afgebeuld en
uitgemergeld.
In de laatste maanden van hun
leven leefden en werkten Janus en
Arij hier onder een ongezonde
sluier van gassen en deeltjes kool
stof. Ze woonden met 24 man in
een barak van 5,5 bij 8 meter. Het
eten stelde weinig voor. 'Ons da
gelijks rantsoen is te weinig om te
leven en te veel om te sterven',
verwoordde Probst de omstandig-
heden. En als je niet hard genoeg
werkte, moest je voor straf van
's avonds 6 uur tot 's ochtends 6
uur in de 'assekiep'. Midden in de
nacht, 12 uur lang, steenkoolach
tige blubber uit kantelende trein
wagonnetjes vegen.
En dan was er nog de constante
angst voor aanvallen uit de lucht.
In mei 1944 kreeg het complex de
eerste geallieerde bombardemen
ten te verwerken. Als het luchta
larm ging, hadden de krijgsgevan
genen zo'n 10 minuten om zich uit
de voeten te maken. Niet naar de
barakken, want die lagen ook in de
schootslinie. De krijgsgevangenen
stormden naar de mijngangen of
zochten buiten het kamp bescher
ming in de bergen. Probst: 'Als het
nu alarm was, leek het wel een
massale start van een monster
veldloop'.
Buiten het kamp schuilen? Dat
was toch een uitgelezen kans om
te ontsnappen? Niet bepaald.
Overdag vrij rondlopen zonder
papieren, geld en voedsel leidde
gegarandeerd tot aanhouding Bij
een ontsnappingspoging werd
niet eens de moeite genomen een
achtervolging in te zetten. Het on
herbergzame terrein was een nau
welijks te nemen barrière. Vluch
telingen werden vrijwel altijd op
gepakt, naar het kamp terugge
bracht en onmiddellijk opgeslo
ten. Zelfs voor een De Kubber een
hopeloze affaire.
Noodlottige avond
De Engelse en Amerikaanse bom
menwerpers bleven de fabriek
pijn doen, in periodes gebeurde
dat zelfs dagelijks. In de avond van
5 maart 1945 was het weer raak.
Letterlijk. Het luchtalarm was het
startsein voor de zoveelste mon
sterveldloop. Maar dit keer was er
geen buffer van 10 minuten. Tus
sen 21.00 uur en 22.35 lieten de ge
allieerden een eindeloos bom
mentapijt over de Sudetenlandi-
sche Treibstoffwerke vallen. Alois
Probst zag het voor zijn ogen ge
beuren. 'Iedereen spoedt zich naar
de bunker. In de lucht klinkt het
geronk van snel naderende vlieg
tuigen. Piloten menen een troe
penverplaatsing te signaleren, ne-
ZATERDAG 1 MEI 2021 GO
Het ereveld in Salzburg, waar Janus en Arij de Kubber begraven lig- Het immense fabriekscomplex waarop Arij en Janus als krijgsge-
gen. foto's menno kole vangenen te werk waren gesteld: het Sudetenlandische Treibstoff-
werke Hermann Göring in Tsjechoslowakije. foto archief familie probst
VERVOLG VAN PAGINA 3
Kompanen uit het werkkamp van
Arij en Janus bewezen de slacht
offers van de bombardementen
de laatste eer op nabijgelegen
begraafplaatsen.
FOTO ARCHIEF FAMILIE PROBST