Over Ik was het duivelskind
dat er washandjes bestaan en dat er geen slaag volgde als
Ik Iets kapot liet vallen. Door zijn liefde en begrip groeide
langzaam mijn vertrouwen.
Omdat de therapie me niet verder hielp, kreeg ik steeds
meer last van nachtmerries, herbelevingen en dissociaties.
Door een geur of een herinnering veranderde ik geestelijk
soms ineens in een angstig meisje van 8, en zwierf ik ver
ward over straat. In sommige periodes werd ik wel een
paar keer per week door de politie thuisgebracht. Dat was
zwaar, ook voor Tonnie. Ik raakte mijn baan kwijt en werd
volledig afgekeurd. Ik kwam nergens meer. Ik wilde niet
dood, maar dit onmenselijke leven wilde ik ook niet meer.
Ik liet een brief en een cd achter met muziek voor mijn
begrafenis en ging op weg naar het spoor, op een kwartier
tje lopen van ons huis. Als de wijkagent me niet op tijd
had onderschept, was ik hier niet meer geweest.
Mijn vechtlust keerde terug toen ik via sociale media
contact kreeg met lotgenoten. Sommigen zaten net zo
diep als ik, maar er waren ook slachtoffers die wél in staat
waren geweest weer een leven op te bouwen. Zie je wel,
dacht ik, het kan.
Iemand bracht me in contact met een goede therapeut
- eindelijk iemand die wel naar me luisterde. Ook kreeg
ik een hulphond, een koningspoedel die werd getraind
om te herkennen wanneer ik begon te dissociëren. Zodra
ik als een angstig meisje in mijn stoel begin te wiegen, legt
Dirk zijn kop op mijn schoot en krabbelt hij met zijn poot.
Door contact met me te maken brengt hij me terug naar
het hier en nu. Toen ik Dirk kreeg, was ik al twintig jaar
niet meer alleen ergens naartoe geweest. Nu ga ik, samen
met hem, bijna elke dag alleen op pad. Hij merkt het eerder
dan ik als de situatie me te spannend wordt, en geeft me
dan een seintje dat we de rust moeten opzoeken.
Wat me ook heeft geholpen is het schrijven van mijn eerste
boek, Het duivelskind, samen met journalist Maria Genova.
Na dat boek heb ik veel steunbetuigingen gekregen. Een
tante schreef me een brief van drie kantjes. Ze zei dat de
familie wel wist dat er van alles aan de hand was, maar
dat je je, zeker in die tijd, niet bemoeide met andermans
opvoeding. Ook andere ooms en tantes hebben toegegeven
dat ze ervan wisten en dat ze achter mijn boek stonden.
Het is moedig om dat na zo'n lange tijd toe te geven, maar
tegelijk kan ik er ook boos over worden dat nooit iemand
iets heeft gedaan. Had die agent destijds doorgepakt met
mijn aangifte en mijn familie verhoord, dan was mijn
vader waarschijnlijk wél veroordeeld geweest.
Een goede vriendin vroeg me of ik mijn vader niet nog
eens wilde spreken. Omdat ik dat niet aandurfde, zocht
zij hem op. Op haar vraag hoe het was om te leven met
het feit dat hij zijn dochter 25 jaar lang had misbruikt,
antwoordde hij: "Dat wilde ze zelf!" Voor mij was dat
heel dubbel; ik was blij dat hij eindelijk aan iemand
bekende dat hij dat heeft gedaan, maar hij gaf mij dus
de schuld.
Mijn posttraumatische stressstoornis gaat nooit meer
weg en ik heb er ook veel lichamelijke klachten aan
overgehouden, onder meer een rughernia, waardoor ik
een scootmobiel nodig heb. Maar ik kan er nu beter mee
leven en zelfs weer plezier hebben en genieten van kleine
dingen. Zoals vanochtend, toen ik met Dirk door het park
vlak bij mijn huis reed en de bloesembomen in bloei zag
staan.
Tonnie en ik hebben geen kinderen gekregen, maar samen
zijn we gelukkig. Geslachtsgemeenschap hebben we niet,
dat kan ik niet, nog steeds niet. Gelukkig zijn er meer
manieren om intiem te zijn. We hebben daar samen een
ontdekkingstocht in
doorgemaakt en een
manier gevonden die
ons past.
Ik doe weer vrijwilligers
werk, zit in het bestuur
van de wijkraad en geef
lezingen over wat ik
heb meegemaakt. De
berichtjes van lotgenoten
en hulpverleners die iets
aan mijn verhaal hebben
gehad, geven betekenis
aan mijn bestaan.
Daarom zou ik tegen
iedereen die iets soort
gelijks heeft meege
maakt willen zeggen:
geef de moed niet op.
Er is écht weer leven
mogelijk.'
MEZZA 23
HET ÏERlllt DP EE BESISELEER IET DUIIE1SEIID
Het verhaal over de jeugd van Angélique van Deursen is in 2013
opgetekend in Het duivelskind 16,99). Eind vorige maand verscheen
opvolger Ik was het duivelskind 18,99), over haar volwassen leven.
De twee boeken zijn geschreven onder het pseudoniem Angel van der
Vecht, samen met journalist Maria Genova, en verschenen bij Just
Publishers. Bij getuigenisverhalen van slachtoffers wordt de waarheids
getrouwheid nog weleens in twijfel getrokken. Hoe gaat Maria Genova
te werk? 'Als het te gruwelijk wordt, geloven mensen het soms niet.
Voor mijn boeken zoek ik altijd naar schriftelijke bewijzen, rechtszaken
en bronnen die ik kan spreken. Bij Angélique was dat er allemaal. Voor
het tweede boek zijn nog meer bewijzen verzameld, omdat meer men
sen zich hebben gemeld en de vader van Angelique heeft bekend.
Het menselijk geheugen is nooit onfeilbaar. Ik heb met Angelique
afgesproken: alles wat je niet zeker weet, schrijven we niet op.'