buren in gevaar brachten. Ook Max en Arnold kregen veel kritiek: ze zouden veel te roekeloos zijn en te veel onderduikers naar Nieuw- lande brengen. Toch wist Arnold van geen ophouden. In zijn dagboek schreef hij dat zijn methode 'werkte'. Als iedereen onderduikers had, zo redeneerde hij, kon niemand de boel verraden. Zijn leermeester Johannes Post had zo al eens afgerekend met een praatgraag figuur die misschien zelfs een verrader was. Hij was op de koffie gegaan, had een hartig woordje gewisseld en kon achteraf triomfantelijk melden: 'Ik heb hem een onderduiker in de maag gesplitst.' Natuurlijk konden verzetsstrijders niet iedereen vragen om Joden te herbergen, dat was levensgevaarlijk. Er moet dus een soort selectie mechanisme zijn geweest waarbij potentiële Jodenredders, bewust of onbewust, uitstraalden dat ze geschikt waren. Misschien hadden ze een keer geweigerd de Hitlergroet te brengen, of wellicht hadden ze een Duitser de verkeerde kant op gewezen (immer geradeaus). Klein verzet kon zo leiden tot groot verzet, want als je iets kleins deed, kon je zomaar het verzoek krijgen iets groters te doen. Psychologen spreken ook wel van het 'voet-tussen- de-deur-effect'. De truc is om eerst een klein ver zoek te doen, waar iemand moeilijk nee tegen kan zeggen. Je vraagt eerst een petitie te tekenen, dan vraag je een financiële bijlage en vervolgens vraag je om mee te doen aan een demonstratie. Als je meteen bij het laatste was begonnen, had je waar schijnlijk nul op het rekest gekregen. Maar als je klein begint, kun je mensen makkelijker meekrijgen. Johtje Vos, die met haar man Aart betrokken was bij het redden van 36 Joden, zei na de oorlog: 'Je staat niet op een dag op om te zeggen: vandaag ga ik Joodse mensen verstoppen. Het is iets wat groeit.' Wat kunnen we vandaag de dag nog leren van Arnold Douwes? Wie op zoek is naar het geheim van een gelukkig leven zal weinig inspiratie vinden bij de domineeszoon uit Laag-Keppel. Maar voor wie wil weten hoe je idealen omzet in daden, zou zijn oorlogsdagboek weleens een weg kunnen wijzen. Want de man die in normale tijden niet kon aarden, was in extreme tijden een van de weinigen die het goede deed. Natuurlijk stellen de uitdagingen van vandaag weinig voor vergeleken met die van toen. Maar er is nog zoveel waar we van weten en wegkijken, nog zoveel wat we (zeggen te) vinden en vervolgens vergeten. Arnold leert om het onszelf en anderen niet makkelijker te maken, maar moeilijker. Na de oorlog kreeg hij een medaille van Yad Vashem, de officiële instelling in Israël die niet-Joden eert die tijdens de oorlog Joden hebben gered. Yad Vashem stelde vast dat Arnold betrokken was bij het redden van ongeveer 350 Joden. Maar Arnold wilde dat alle inwoners van Nieuw- lande, al die mensen die hij hoogstpersoonlijk onderduikers in de maag had gesplitst, een medaille zouden krijgen. Anders dreigde hij de olijfooom die speciaal voor hem was geplant om te hakken. Arnold kreeg zijn zin. In 1985 ontvingen 212 redders uit de omgeving Nieuwlande (117 uit het dorp zelf) de eretitel. Een verslaggever van The Jerusalem Post vroeg Arnold III waarom hij zijn leven had geris- III keerd voor anderen.Ein breira,' zei hij. 'Geen keus.' MEZZA 31 -.V - Na de oorlog kreeg Arnold Douwes een medaille van Yad Vashem; hij was betrokken bij het redden van ongeveer 350 Joden. Wat maakt een verzetsheld? van Rutger Bregman verschijnt op 29 april bij De Correspondent 10.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2021 | | pagina 111