Als iedereen
onderduikers
had, kon
niemand de
boel
verraden
den tegen al dit geweld van de wrede bezetter, maar dat we meer
konden doen dan slechts passief verzet plegen.'
Hij begon met het rondbrengen van illegale blaadjes, waarna
hij overging op het doorknippen van kabels van Duitse zoek
lichten. Toen de autoriteiten hem in de smiezen kregen, trok hij
dwars door Nederland met zijn fiets als enige bezit. Zo belandde
hij, in de zomer van 1942, in het Drentse dorpje Nieuwlande,
waar hij kennis maakte met de gereformeerde verzetsstrijder
Johannes Post.
Ze kwamen elkaar toevallig tegen in de pastorie van het dorp.
De lokale dominee had Arnold gevraagd zijn tuin aan te leggen,
waarop de christelijke hovenier met communistische sympathie-
en een zee van oranje bloemen aanplantte. Johannes vond de
bloemen prachtig en bood Arnold een onderduikplek aan, op
voorwaarde dat hij ook zo'n tuin voor hem zou fiksen.
Zo geschiedde. Het duurde niet lang of Arnold werd ingelijfd bij
de verzetsgroep van Johannes Post. Sterker nog, hij werd zijn
rechterhand. Arnold wist op zijn beurt Johannes te overtuigen
van iets wat hij nu zeker wist: de nazi's wilden de Joden uit
roeien. En dus begonnen de mannen aan de uitbouw van een
van de grootste onderduiknetwerken van Nederland. In korte
tijd werd Nieuwlande volgepropt met Joodse 'duikelaars'.
Over de organisatie van dit netwerk hebben we een unieke bron:
het dagboek van Arnold Douwes. Geheel tegen de regels van het
verzet in hield hij namelijk een dagboek bij. Het is, voor zover
bekend, het enige directe verslag van een Jodenredder in
West-Europa. Arnold pende 35 notitieboekjes vol, stopte ze in
jampotten, en begroef ze in de tuin van zijn geheime onderduik
adressen. Over zijn gevoelens heeft Arnold het zelden,
afgezien van zijn ergernis over al die 'laffe' land
genoten. Misschien dat zijn dagboek daarom zo
confronterend is. Het is het verhaal van een man
die niet talmde en draalde, die geen smoesjes en
excuses verzon, maar iets deed.
Johannes Post kreeg al snel door dat Arnold Dou
wes zijn ideale compagnon was. Arnold was niet
getrouwd, had weinig te verliezen en bleek voor de
duvel niet bang. Johannes testte hem eerst met een
paar simpele klussen, zoals het jatten van persoons
bewijzen. Toen dat te makkelijk bleek, nam hij hem
mee bij grotere missies: het in de fik steken van een
NSB-boerderij bijvoorbeeld, of een overval op een
gemeentelijk kantoor.
Tijdens zo'n overval kregen ze meestal geen tegen
stand als ze hard genoeg 'In naam der Koningin!'
riepen. Maar op een keer ging het mis. In het nabij
gelegen dorpje Nieuweroord bleek een NSB'er te
werken op het gemeentekantoor. Terwijl Arnold
bezig was de bevolkingsadministratie te verbran
den, kwam er een SS'er binnen die zijn NSB-vriend
wilde bezoeken. Arnold twijfelde geen moment,
trok zijn pijp uit zijn binnenzak, wees op de Duitser
en schreeuwde: 'Handen omhoog!' De geschrokken
SS'er liet zich ontwapenen en had te laat door dat
Arnold geen pistool in zijn hand had, maar een pijp.
In de winter van 1943 moest Johannes verdwijnen
uit Nieuwlande, omdat hij inmiddels overal gezocht
werd. Vanaf dat moment nam Arnold de leiding
over van het onderduiknetwerk, dat hij samen met
de Joodse twintiger Max Léons uitbouwde tot een
van de grootste van Europa. Arnold had één stel
regel: nooit iemand de deur wijzen. Daarom waren
hij en Max voortdurend op zoek naar nieuwe adres
sen om Joden onder te brengen.
Het leven in het verzet was topsport. Wie het dag
boek van Arnold leest, staat versteld van de enorme
afstanden die hij dagelijks aflegde op de fiets. Zes
tien maanden lang, zeven dagen per week, door
weer en wind, met regelmatig een onderduiker ach
terop, fietste hij de binnenweggetjes van Drenthe
af om Jan en alleman te vragen of ze plek hadden.
Of nu ja, 'vragen', eigenlijk stelde Arnold geen
vragen. Nee was namelijk geen optie. Max tastte
voorzichtig de mogelijkheden af bij mensen die
misschien konden helpen, Arnold had een ietwat
directere aanpak. Hij schold de ene na de andere
boer de huid vol in het plat-Drentse dialect dat hij
zichzelf had aangeleerd.
Jodenredders werden tijdens de oorlog regelmatig
egoïstisch gevonden, omdat ze het leven van hun
30