I Verzetsstrijder Arnold Douwes zette zijn idealen om W M I MM in daden. Daar kunnen we ook vandaag de dag nog I ^0 M iets van leren. Zijn oorlogsdagboek wijst de weg. NA HET LEZEN VAN ZIJN boek De meeste mensen deugen vroegen veel lezers Rutger Bregman: als de meeste mensen deugen, waarom doen we dan zo weinig aan de grote problemen van deze tijd? Dat bracht Rutger bij een periode in onze geschiedenis waarin veel Nederlanders niet het goede deden: de Tweede Wereldoorlog. In die oorlog werd driekwart van de Nederlandse Joden gedeporteerd en vermoord, een veel hoger percentage dan in andere landen. De meeste mensen zaten niet in het verzet. Aan de hand van het verhaal van Arnold Douwes, een van de grootste verzetsstrijders van Nederland, zoekt Rutger antwoord op de vraag: wat kunnen we van Arnold leren, in een tijd die vraagt om nieuwe vormen van verzet? Een voorpublicatie uit het volgende week verschijnende Wat maakt een verzetsheld? weg naar Leiden wist. 'Immer geradeaus,' zei Arnold, terwijl hij in de richting van Utrecht wees. De soldaat salueerde, en reed weg richting Utrecht. Het was de eerste verzetsdaad van een man die in het gewone leven niet kon aarden, maar in de oorlog zijn bestemming vond. Na de dood van Arnold Douwes in 1999 werd er over hem geschreven: 'Hij leek niet in de wieg gelegd om mensenredder te worden.' Dat was nog zacht uitgedrukt. Al op jonge leeftijd bleek Arnold Douwes een onmogelijk mens. Hij werd in 1906 geboren in Laag-Keppel, als zoon van een dominee. Tot twee keer toe werd hij van de lagere school gestuurd, als tiener had hij geen zin in een serieuze vervolgopleiding. Geen diploma, geen baan, geen vrouw: in niks was Arnold wat de maatschappij van hem verwachtte. Tien jaar lang trok hij door Canada en de Verenigde Staten en leefde hij als een zwerver. Uiteindelijk keerde de domineeszoon terug naar Boskoop, waar hij aan de slag ging als hovenier. Toen brak de beste periode van zijn leven aan. Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen en slechts een paar dagen later werd Arnold aan gesproken door een mof op een motor - of hij de Als er iets fascineert aan Arnold Douwes dan is het hoe onuitstaanbaar hij was. Als je Arnold had verteld dat 'de meeste men sen deugen' zou hij je ongetwijfeld hebben uitgelachen, want hij vond de meeste mensen juist lafaards. Wanneer hij Neder landers vroeg Joodse onderduikers te herbergen, kreeg hij steeds dezelfde smoesjes te horen: 'Plaatsgebrek, geen schuil plaats, pratende kinderen of dienstbode, hartkwaal van de huisvrouw, te dicht aan de straat, te ver van de weg af, geen kinderen in huis, te veel kinderen in huis,' schreef hij. 'Allemaal van die bekende smoesjes, ze betekenen allemaal hetzelfde, namelijk: ik wil niet helpen, ik ben te "egoïstisch". Ik wens mijn have en goed, mijn vrijheid, niet te wagen voor een ander.' Arnold besefte in 1940 nog niet ten volle waar de Duitsers toe in staat waren. In de eerste dagen van de bezetting bracht hij een bezoek aan een oude vriend in Laag-Keppel, de Joodse huisarts Bob Belinfante. Bij aankomst hoorde hij het nieuws: de dokter had samen met zijn zwangere vrouw een overdosis genomen. Hij was dood, zij leefde nog. Dat kwam als een schok, maar pas in de loop van 1942 begon de waarheid tot hem door te dringen. En kwam hij in actie. 'Heel langzaam kwam bij mij de gedachte naar voren,' schreef Arnold, 'dat wij toch niet machteloos ston- 28 Een onuitstaanbare N N O O O O co 01 ie LU

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2021 | | pagina 108