Op de binnenplaats staat een bank onder de
sterrenhemel. Het is een zwoele avond. De
wind ritselt door de sinaasappelbomen en in
de verre verte blaft een hond. Ik schenk mijn
fles leeg en denk aan morgen.
Een oud baasje in het café in Canameros had
gesproken over een wonder, een kapelletje in
de bergen dat van onder tot boven beschilderd
was. Hij noemde het 'el cielo', de hemel. Daar
wil ik heen.
Ik lees de aantekeningen in mijn reis-
logboek onder een groot dakraam. Door
de slagregen heen heb
ik uitzicht op een
Brabantse kerktoren.
Het lijkt een eeuwig
heid geleden dat ik op
de motor door het rau
we binnenland van
Spanje reed, op zoek
naar de ziel van de
onherbergzame streek
Extremadura. Ik reisde
op de bonnefooi, alleen,
met slechts een vage
route in mijn binnen
zak. Als ik mijn aan
tekeningen teruglees,
word ik overvallen door
weemoed. Zal ik me
ooit nog eens zó onbe
zorgd en vrij voelen?
Ik ben reiziger van beroep en kan nu niet
op reis. Vervelend voor mij, maar laat ik be
nadrukken: er raakt niemand van in gees
telijke nood en het is zeer onwaarschijnlijk
dat er iemand aan zal overlijden. Klein leed
dus. Ik sta mezelf niet toe dat anders te zien
of te voelen. Ja, mijn bestaan staat op zijn
kop. En ja, het bedreigt het inkomen van
mij en mijn gezin, want ik verdien mijn
brood als reisjournalist. Maar ik wil mijn
situatie niet spiegelen aan die van mensen
die door corona ernstig ziek zijn geworden
of een naaste hebben verloren.
Ik verlang altijd naar het onbekende. Dat
vind ik in Nederland niet. Prachtige plek
ken zijn er genoeg - ik heb er de mooiste
verhalen over mogen schrijven - maar hoe
fantastisch ook, alles voelt hier te ver
trouwd. De huizen, straten, lantaarnpalen,
bossen, winkels, taal, verkeersborden. Dat
ligt zelfs in de nabije Ardennen al anders.
Zwerven wil ik. 's Ochtends mijn hotel
verlaten zonder te weten wat de dag pre
cies zal brengen. Hoe minder houvast, hoe
meer mijn zintuigen openstaan voor nieu
we ervaringen. Op zoek naar de laatste
woestijnleeuwen van Namibië, over de
backroads van Alabama, in het spoor van
schrijvers en schilders langs de Middel
landse Zee, wachten op het noorderlicht
in Lapland, lange nachten in Berlijn.
Het is een vorm van reis-
honger die zich moeilijk
laat verklaren. Kennelijk
zit het in mijn DNA en
heeft zich dat verder kun
nen ontwikkelen. Waar
anderen talent hebben
voor koken, muziek of
schilderen, heb ik het voor
reizen.
Mijn ouders vertellen
graag het verhaal dat ik als
6-jarig jongetje tijdens een
kampeervakantie in Frank
rijk vermist was. Mijn
vader had urenlang vergeefs
gezocht en er zou een
zoekactie op touw worden
gezet. Maar ik was gewoon
op expeditie, met mijn
rubberbootje op zoek naar de wereld die
achter de eerste bocht lag.
Ik herinner mij die dag nog goed, de sen
satie die door mijn lichaam trok terwijl ik
de rivier afdaalde langs stroomversnellin
gen, eilandjes en steile rotswanden.
Het is nu bijna een jaar geleden dat er plot
seling een einde kwam aan mijn laatste
winterreis. Ik was op weg naar een klooster
in de Zwitserse bergen om er een toerski-
tocht te maken. Voor de niet-skiërs: bij
toeren loop je met speciale vellen onder je
ski's bergop en wordt het urenlange zwoe
gen beloond met een prachtige afdaling
door de vrije natuur. Maar nu moest ik
maken dat ik wegkwam, want het ene
38
Extremadura, Spanje, juli 2019