De keren dat ik na een interview huilend in de auto zat - mijn zeis in de kofferbak - zijn ontelbaar wel zou vergeten. Met Wendy, die zoveel pijn had dat ze uitkeek naar de dag van de euthanasie. Met Tjalling, de tandarts die nog moest beginnen aan zijn pensioen, maar werd ingehaald door het verval. Met Piet, die niet wilde sterven in coronatijd omdat hij graag zo veel mogelijk mensen naar zijn uitvaart zag komen. De keren dat ik na een interview huilend in de auto zat - mijn zeis in de kofferbak - zijn ontelbaar. Dat was niet alleen vanwege de onverbiddelijkheid van de dood, maar ook omdat ik in zo'n gezin de liefde had gevoeld waar het echt om draait. Jaloersmakende warmte, die alleen straalt als er niets meer te verliezen is. 'Had ik dit maar eerder geweten', verzuchtte menig interview kandidaat. Waarom hadden ze bij leven zo hard gerend en zich druk gemaakt om kleine dingen? Omdat ze mens waren (zijn). Kennelijk hebben we de dood nodig om ons te wijzen op de waarde van het leven. Mijn gesprekken met bijna-doden waren telkens weer een wake-upcall: volg je hart, stel niets uit, heb mateloos lief. Maar toch maakte ik nog steeds ruzie thuis en zei ik 'ja' tegen klussen die ik nooit had willen doen. 's Nachts lag ik wakker van de vraag of ik wel ge noeg uit mijn tijdelijke bestaan hier op aarde haalde. Dan echoden de verhalen van zieke mensen na in mijn hoofd. Hoe ze zomaar op een ochtend een pijntje voelden in hun arm of een knobbeltje in het been. Hoe ze toch maar naar de huis arts gingen en niet veel later stomver baasd tegenover een specialist zaten die vertelde dat hun laatste uur had gesla gen. Ik werd er bijkans hypochondrisch van - was mijn zeurende hoofdpijn ook de voorbode van iets rampzaligs? En ik begreep dat er tevens nadelen kleefden aan te véél nadenken over de dood. De nacht kan men ook benutten om te slapen (beter ook voor de gezondheid). Nee, voor mijn nachtrust was deze reeks niet best. Ik herinner me de einde loze google-sessies in een donker huis. De woorden 'terminaal' en 'ziek' heb ik zo vaak ingetikt, dat ik via slimme algo ritmes aan de lopende band morbide advertenties voor uitvaart-prullaria en medische oplossingen kreeg voorge schoteld. Toch was internet dé manier om nieuwe kandidaten voor mijn serie te vinden. Vervolgens lag ik dan weer wakker van de vraag hoe ik de man of vrouw moest benaderen. Niet te enthousiast ('ik hoor dat u doodgaat, dat treft'), maar ook niet te terughoudend. Eén keer had ik het mis en belde ik een dame over wie ik via via had gehoord dat haar laatste uur had geslagen. Ze bleek zelf van niets te weten. Uiteindelijk werd de titel van het boek niet Wie met mij praat gaat dood, maar Ik heb geleefd - net als de serie. Die naam doet recht aan alle mensen die zo ruimhartig waren mij in hun laatste fase toe te laten. Ja, ze hebben geleefd. En hoe. Ik hing aan hun lippen: vertel ons hoe het moet, zeg me wat je weet. Er is leven vóór de dood. Het doet me pijn dat ik de meesten het boek niet meer persoonlijk kan overhandigen. Ze zijn overleden, ja, dat zat er in. Maar ik heb geleerd dat het niet erg is daar gewoon intens verdrietig om te zijn. Het boek Ik heb geleefd van Annemarie Haverkamp (Lebowski, €23) bevat meer dan 70 gesprekken met mensen die weten dat ze niet lang meer te leven hebben. De verha len verschenen de afgelopen twee jaar in de bijlage Z van deze krant. In het boek staan daarnaast inter views met deskun digen over de dood. Ik heb geleefd ver schijnt op 1 maart, maar kan nu al be steld worden op de site van deze krant/ boeken. 24 Annemarie Haverkamp

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2021 | | pagina 104