De huizen staan een eeuw later niet meer in een verre buitenwijk de dingen die er zo mooi aan zijn.'' Ik vraag of ze inmiddels helemaal is gesetteld in haar nieuwe buurt. ,,Tja, je verandert een plek met je eigen aanwezig heid, en de plek verandert op zijn beurt ook jou weer. Alles wat me vijfjaar geleden zo erg leek aan suburbia, het suffende, rustige, kabbelende, eeuwig groene leven, is precies wat ik er nu zo prettig aan vind. En je hoeft de wijk niet uit, alle winkels die je nodig hebt zijn letterlijk om de hoek.'' Volgens mij is dat de grote truc van het jarendertighuis. Het staat, bijna een eeuw na oplevering, precies waar het staan moet: niet meer in een verre buitenwijk, maar pal naast het leven en alle heerlijkheden van de stad. In de tijdspanne van één mensen leven is de stad als een olievlek uitgebreid en echt vakwerk in de bouw steeds exclu siever geworden. En dus zit je opeens geramd in een prima gebouwd huis dat eruitziet zoals een kind het zou tekenen, een rechthoek met een schuin dak erop en ramen met lachende gezichtjes erachter. Een huis van echte bakstenen, met bin nendeuren van echt hout, het geluid van echte buren door echte, maar (oké, dat wel) dunne muren en een tophypotheek waar voor twee ouders zich de blubber werken terwijl hun kinderen met hun vriendjes spelen in een groene wijk met veel bomen en voortuinen. Ooit bezocht ik met een filmploeg de Amersfoortse wijk Vathorst, omdat daar huizen werden gebouwd die meer energie opwekken dan ze nodig hebben, door high tech zonnepanelen, warmtepompen en isolatiemogelijkheden. Het was allemaal nogal modern en indrukwekkend. Behalve de huizen zelf, want die leken als twee druppels water op de chiquere jarendertig- huizen uit het oude Tuindorp. Natuurlijk was dat maar buitenkant, maar toch: het was net of een mensenleven aan bouwhis- torie nooit had bestaan. De mensheid wil belazerd worden, dacht ik bij mezelf. 18

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2021 | | pagina 98