conclusie na verloop van tijd onontkoom
baar was: zij dementeerde. ,,Die man, dat
was ik'', zei ze, wijzend naar een pasfoto
van zichzelf. Hoe haar zoon heette, wist ze
niet meer. Wel herinnerde zij zich de
beginzin van Suzanne, uitgevoerd door
Herman van Veen. In het verpleeghuis
waar ze woonde, dansten we elke week op
haar favoriete lied. Zo zong ze het:
'Suzanne neemt je mee
Naar een boot op het water'
,,Nee mam'', fluisterde ik dan in haar oor.
,,Het is 'naar een bank aan het water'.''
Waarop zij steevast antwoordde: ,,Maar
met een boot kun je samen naar de over
kant, lieve jongen.''
Het was haar ziekte die mijn vader in
2009 over de drempel hielp. Omdat mijn
moeder niet lang meer te leven had,
stemde hij in met een ontmoeting. Op
voorwaarde dat zij door het stof zou gaan:
ze is bij mij weggegaan, dus moet ze weer
bij mij aankloppen. Zo geschiedde. Op het
moment dat mijn moeder bij hem binnen
stapte, nam mijn vader op straffe toon het
woord. ,,Erica, nou moet jij eens even goed
naar mij luisteren.'' Hij legde beide handen
plat op zijn borst. ,,Ik ben nog nooit zo
verdrietig geweest als toen jij me verliet.
En.Diepe zucht. ,,En ik ben verdomme
nog nooit zo blij geweest als nu jij hier
weer staat.''
Omhelzingen. Kussen. Drie uur lang
zaten mijn ouders als tortelduiven naast
elkaar op de bank. Hand in hand haalden ze
herinneringen op. Eigenlijk hadden ze het
'hartstikke goed met elkaar gehad'. En die
vier decennia haat en nijd, ach nou ja, als je
er rustig over nadacht: nergens voor nodig.
Een vuiltje, spijtig dat het niet eerder was
weggepoetst.
Tot het overlijden van mijn moeder, een
paar jaar later, zou het zo blijven: pais en
vree. Op het zeldzame ogenblik na dat mijn
vaders razernij van weleer opspeelde en hij
een pistool van zijn hand maakte. Bij haar
dood legde hij een rode roos op de kist, en
kuste hij het hout.
Tijd is de grote heelmeester, heb ik aan
den lijve ondervonden. Maar zo nu en
dan legt hij pijnlijke dingen bloot. Pas de
afgelopen jaren ben ik gaan inzien dat aan
het dierbare contact met mijn moeder iets
belangrijks ontbrak: de durf om ruzie te
maken. Bijvoorbeeld over de even onbehol
pen als genadeloze wijze waarop zij ons
gezin had verlaten. Ik haalde het niet in
mijn hoofd, ooit had ik haar per slot van
rekening al tien jaar leed bezorgd. Ook zij
ging frictie uit de weg. Ongetwijfeld omdat
ze niet wilde riskeren dat ik mij wéér van
haar zou afwenden. Welbeschouwd heeft
het iets tragisch als moeder en zoon het
niet wagen elkaar af en toe de waarheid te
vertellen.
Ook met mijn vader liet ik een heikel
onderwerp onbesproken. Nooit vertelde ik
hem recht in zijn gezicht hoe begrijpelijk
ik het op latere leeftijd vond dat mam hem
in het verleden de rug had toegekeerd.
Weggaan bij zo'n op zichzelf gerichte man:
in mijn ogen was het bij nader inzien een
daad van moed. Zelfs op pa's sterfbed, drie
jaar terug, in de rust van een hospice, kreeg
ik het niet over de lippen.
Sinds ik definitief afscheid moest nemen
van mijn ouders, schreef ik beiden een
kleine honderd brieven. Niet om hen lastig
te vallen met oordelen. Niet om hen louter
verwijten te maken. Niet om hen vragen te
stellen die geen mens kan beantwoorden.
Ik pakte de pen op om de gesprekken te
voeren die ik niet had gevoerd toen zij nog
leefden. Maar wat begon als een poging om
de twee mensen te begrijpen die me op de
wereld hadden gezet, werd automatisch
ook een zelfonderzoek. We blijven alle
maal tot onze laatste ademtocht in gesprek
met onze ouders, of we het willen of niet,
en misschien leren we nog het meest van
hen als ze er niet meer zijn.
Frénk van der Linden en zijn zus Désirée (middenboven, op jeugdfoto)
realiseerden zich pas op latere leeftijd dat zowel moeder Erica (foto's
links en rechtsonder) als vader Jan (rechtsboven) schuld hadden aan hun
mislukte huwelijk.
En altijd maar verlangen - De liefdesoorlog
van mijn ouders verschijnt op 21
januari bij uitgeverij Luitingh-Sijthoff (€21).
ZATERDAG 9 JANUARI 2021 19