'Waarom mag een vrouw wel houden van meerdere kinderen, en niet van twee mannen?' Niet lang vóór de dood van mijn moeder maakte mijn vader van zijn rechterhand een pistool dat hij tegen haar voorhoofd zette. ,,Als ik vroeger een geweer zou hebben gehad'', zei hij, ,,had ik je kapot geschoten, weet je dat? En die klootzak van je erbij.'' Het was 2011. Voor de eerste keer in veer tig jaar zaten we bij elkaar: pa, mam, mijn zus Désirée en ik. De reünie van ons gezin was harmonieus begonnen, maar zodra het echtscheidingsverleden en de minnaar van mijn moeder ter sprake kwam, leek het mis te gaan. Zij, alzheimerpatiënte, schrok zich rot. Toch bleef ze rustig. Intuïtief krulde ze haar vingers om de loop van het wapen dat op haar was gericht. ,,Dat begrijp ik'', zei ze. ,,Echt waar, Jan. Des te fijner dat we weer samen zijn, hè? Daar ben ik je ontzettend dankbaar voor.'' Ik zag mijn vader slikken. Hij drukte een kus op haar vingers en ging weer zitten. Zo ontwapenend had ik mijn moeder nog nooit meegemaakt. Ooit was mijn vader mijn held. Stoer zat hij dag in, dag uit achter het stuur van de twintigtonner waarmee hij vanuit de Bol lenstreek tulpen, hyacinten en narcissen vervoerde naar de havens van Rotterdam en Amsterdam. Hoe klein van stuk hij ook mocht zijn, op zijn cabine stond in hoofd letters KING OF THE ROAD. Bij ons in Hillegom gold hij eind jaren 60, begin jaren 70 als de beste chauffeur in de wijde omgeving. Collega-truckers stonden te applaudisseren als hij zijn DAF met aan hangwagen in één keer achteruit door een smalle poort bij een garage naar binnen manoeuvreerde. Op de laadklep had hij een sticker bevestigd: 'Pas op dames, die van mij is achttien meter lang'. Tussen de voetbalposters waarmee de muren van mijn slaapkamertje waren behangen, hingen foto's van Jan van der Linden als twintiger, sjekkie in een mond hoek, gezeten op de motorkap van een vrachtwagen waarmee hij na barre tochten steden als Berlijn, Parijs en Praag had bereikt. Eén kiekje met kartelranden sprak extra tot de verbeelding: pa in het Belgi sche Bastogne. Midden in een bos laadde hij daar boomstammen voor een Noord Hollandse houtzagerij. ,,We moesten uit- kijken dat we niet op een handgranaat trapten'', vertelde hij keer op keer. ,,Het was 1946, het stikte nog van de wapens die de Duitsers na het Ardennenoffensief hadden achtergelaten.'' Kon het spannen der? Ik wilde óók trucker worden. Mijn moeder Erica kon haar enthousias me over de vrachtwagenliefde van haar echtgenoot wel in toom houden. Als beauty queen uit Haarlem (ze werd bij ons in de buurt 'stadsjuffertje' maar ook 'Greta Garbo' genoemd) genoot ze in den beginne volop van mijn vaders adoratie. Op kermis dagen pronkte hij met haar aan de arm alsof ze een prijs was die hem in een schiettent ten deel was gevallen. In mijn puberteit merkte ik dat het min der idyllisch in elkaar zat. De zestigurige werkweken van modelchauffeur Jan be vielen mijn moeder helemaal niet, de zaterdagen dat hij reparaties aan zijn DAF uitvoerde evenmin. Ik hoor het haar nog zeggen: ,,Jij ligt nog liever onder die vrachtwagen dan onder mij.'' Rijk hadden we het niet. Geen geld voor vlees op doordeweekse dagen, geen geld voor een krant, geen geld voor een vakan tie, geen geld voor schoolboeken. Om bij te verdienen ging mijn moeder bollen pellen. In de schuur van J.C. Müller ontmoette ze 'een man met lange smalle handen, hele lichte ogen en een accordeon', zoals ze later aan een therapeut zou schrijven. John. Ze viel als een blok voor hem. Als mijn vader in Goes, Groningen of Gorinchem een lading aan het lossen was, stond ze met meneer in onze keuken te vrijen terwijl mijn zusje Désirée en ik naar Catweazle keken. John liet op kosten van mijn vader een enorme bos bloemen bezorgen voor mijn moeder. John vroeg voor pa Huilen is voor jou te laat van Corry en de Rekels aan op de radio. John zong midden in de nacht bij ons op de stoep een aubade voor mam. En alsof dat allemaal niet genoeg was, tufte John iedere avond met zijn rode Opel Kadett over het plein waaraan wij woon den - toeterend naar de vrouw die bij ons de spinazie a la crème op tafel zette. Had ik een ontaarde moeder? Was ze liefdeloos, egocentrisch, kil? Verre van. Ze belichaamde het begrip 'warm bad'. Iedereen roemde de stralende ogen waar mee ze je luisterend aankeek, de handen die ze even op de jouwe kon leggen, haar koesterende lichamelijkheid. Tegelijkertijd was ze neurotisch en chaotisch - een vrouw uit duizend stukken. Ze had geen greep op het leven. Niet eens op zichzelf. Misschien kwam het door het vroege over lijden van de man wiens oogappel ze was geweest: haar vader, die tuberculose had opgelopen in de oorlogsjaren dat hij Duitse dwangarbeid verrichtte. Ze verlangde naar aandacht, wilde gezien worden, gestreeld. John gaf mijn moeder wat zij in haar huwelijk al zo lang tekortkwam. Ik bracht haar dagelijks ontbijt op bed. Beschuitje met jam. Zachtgekookt ei. Kopje thee. Op het nachtkastje stond regelmatig een lege sherryfles naast het bekende doosje antidepressiva. Soms moest ze met een ambulance naar het ziekenhuis worden gebracht. ,,Vertel me, Frénk'', zou ze op haar oude dag eens zeggen, ,,Waarom mag een vrouw wél houden van meerdere kinderen, en niet van twee mannen? Ik kon niet kiezen tussen Jan en John. Ik werd gek.'' Ze verdween een maand of wat in een gesloten zenuwinrichting. Elektroshocks. Isoleercel. Kalmerende injecties. Vervol gens keerde zij terug bij pa, Désirée en mij - om korte tijd later de draad van haar verhouding met John op te pikken. Een ZATERDAG 9 JANUARI 2021 17

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2021 | | pagina 97