ZEELAND GEBOEKT r Over dracht en leven in West-Zeeuws-Vlaanderen m «1# Janis Pieter Leijnse werd Lin Mu Shih P 7 Anna de Bruyckere zorgt met haar pas verschenen bundel Voor permanente bewoningvoor een van de boeiendste Nederlandse dichtersdebuten van het jaar. 'Je moet het zelf doen: je leven inrichten'. Anna de Bruyckere (Middelburg, 1987) mag dan een debutante zijn, ze is be paald geen beginneling. Al heel lang, 'sinds de millenniumwisseling' zegt ze zelf, schrijft ze poëzie en sinds vele jaren kom je werk van haar tegen in poëzietijdschriften als Het Liegend Konijn en uitgaven als Handboek voor een optimistisch leven. Ze was stadsdichter van Middelburg, studeerde filosofie in Cam bridge, doet aan boksen en bezorgde de post. Geen dichter als andere dichters dus, en dat zie je terug in haar eigenzinnige poëzie. Kij ken waar niemand kijkt, wat haar betreft hoef je daarvoor niet de kosmos in. Ze blijft juist dichtbij haar omgeving, zoomt in op bijzon derheden als 'de graagte van behaarde pinken' en de mislegde 'nieuw gehaalde blikjes thee'. Het is interessant te volgen hoe haar werk zich ontwikkelde, hoe Het been, een cyclus van vijf gedichten met brede regels, werd terugge snoeid tot Tweedracht, een reeksje van twee gedichten met smalle regels. Veel korter en veel indringender, het verhaal van het afgewe zen lichaamsdeel: 'Elke avond zit ik met hem/ alleen, het been/ gebogen'. Zo gaat de dichte res te werk, zo ^s de dichteres. Ze schrijft geen poëzie van de spontane ingeving, maar van langzame overweging. Poëzie die eerder zaagt dan zingt, meer dubt dan danst, en daarom soms wat stroef leest. Poëzie van het intellect, veel minder van het onderbewuste. Poëzie die nieuwsgierig op onderzoek uitgaat en wijzer wil worden. Poëzie die belerend durft te zijn, het waagt lessen te trekken. Regels voor het leven, en dan om de titels van twee gedichten aan te halen 'Leefregels voor een leven dat zich niet laat lijden' en 'Leefregels voor een leven dat zich niet laat leiden'. Dat is de inzet van de poëzie van Anna de Bruyckere: 'begrijpen/ wat leiden betekent/ wat lijden/ wat wij'. Daarbij wordt de aanspo ring, de onversneden gebiedende wijs zelfs niet geschuwd. 'Wees als water,' zo begint het openingsgedicht van haar bundel Voor perma nente bewoning, die vervolgt met de afdelingen 'Achteraf gezien', 'Eilanden' en 'De dieren, de dieren'. De dichteres gaat door met imperatieven. 'Vergeet dat', 'Heb het lef, 'Verlies die aange prate dwang', 'Trek muren op' is de toon van 'Ik dacht het niet', een gedicht waarin ze op roept een 'vestingstad' in plaats van een 'her berg' te zijn, je eigen persoon niet prijs te ge ven door al die loze contacten met anderen. Je moet het zelf doen, je leven inrichten, verkon digt ze in een gedicht Bouwtekening, zelf 'je krochten' geschikt maken 'voor permanente bewoning'. Je bent als 'een rommelschuur waar wat orde in geschapen moet./ Muurtje eruit, pui erin'. Het best bevalt deze dichteres me wanneer ze alle didactische controle net niet, net wel kwijtraakt, als in het moment dat je van wa ken naar dromen wordt gelanceerd. Neem 'We zouden nog', een wedstrijdje touwtrek ken tussen ratio en emotie. Of het gedicht Ze ven dingen die je bijvoorbeeld kunt willen dit jaar, waarin rechtlijnige filosofie de grillige poëzie intuimelt. Wat wil ze dit jaar? 'Een blauwe roos zijn die door niemand is bedacht'. Mooi motto op de maandagmorgen. De titel en de cover zijn mis leidend. Staat de mutse goed? in combinatie met drie portretten van vrouwen met een traditionele 'mutse' op hun hoofd: dan denk je aan een boek over klederdrachten, in dit geval meer speciaal de muts van de West-Zeeuws-Vlaamse dracht. Het vlak voor de zomervakantie verschenen boek is echter veel meer dan dat. Schrijvers Frans Meijaard en Jenny Rosendaal-Dees bieden een uitgebreide sociale geschiedenis van het Landje van Cadzand rond 1900. Klederdracht maakt daar van zeker deel uit. Maar ook an dere aspecten van het dagelijks le ven krijgen veel ruimte. In het eerste hoofdstuk wordt een algemeen beeld geschetst van West-Zeeuws-Vlaanderen ruim honderd jaar geleden. Het gaat over de molens die het silhouet van elk dorp mede bepaalden, over de oude boerderijen, over de populieren en olmen die als windvangers dienden. De vele la ter voor fabricatie van steen afge graven binnendijken zorgden voor een intiem landschap. Om dat er volop paarden, koeien en varkens waren - ook in de dorpen - waren er vele 'daoz'n' (paarden vliegen), horzels en 'strontroek'rs (bromvliegen). Een aardig weetje in dat geheel over de uitwerpse len van het vee (pagina 17): 'Vroe ger moest dat in de dorpen opge veegd worden door de bewoners. Volgens plaatselijke verordening waren zij verplicht de openbare straat tot halverwege netjes op te vegen en het vuil op hoopjes bij elkaar te voegen.' Een aparte para graaf over de 'karrekasse' - de tram - maakt het algemene hoofdstuk compleet. Geen handen De hoofdstukken over wonen, klederdrachten, werken, vissen, smokkelen en ontspannen zijn rijk geïllustreerd met zo'n 220 fo to's. In alle verhalen zitten aardige details verstopt. Zoals op pagina 33, waar verteld wordt over hoe je netjes bij iemand op visite ging. Hoewel het geen coronatijd was, gaf men elkaar geen handen bij de begroeting. Wie geen thee meer bliefde, zette het kopje onderste boven op het schoteltje. Zeeuwse schrijvers Daar is geen woord Zeeuws bij. 'Chieh kuang, chieh ku- ang!' roept een jongeman die de drukte in Peking probeert te beteugelen, 'het verkeer was zo verward als rotsen in de bedding van een rivier'. Het is een scène uit de uitstekende roman Wives are but leaves (1950), in het Nederlands vertaald onder de titel Vrouwen zijn als bladeren. De auteur van het boek sprak goed Chinees en stond in China bekend als Lin Mu Shih. Toch hebben we wel degelijk met een Zeeuwse schrijver te maken, misschien wel de meest fascinerende op wie ik ooit stuitte. Interessant door alles wat hij schreef, misschien nog in- tereSSanter 38®'' c|oor het verhaal van zijn leven. Een leven dat op 20 maart 1891 begon te Middelburg, toen was hij nog gewoon Janis Pieter Leijnse. Op zijn geboorteakte werd veel later aangetekend dat 'bij be schikking van de Nederlandsche Consulaire Rechtbank van Noord- China te Tientsin' zijn naam was veranderd. Hij zou het groot ste deel van zijn bestaan, tot zijn overlijden in 1987, James P. Leynse heten. Hij ging studeren aan een Neder landse zendingsschool, maar werd afgekeurd voor een verblijf in de tropen. Waarop hij een nieuwe poging waagde in de Verenigde Staten. Na zijn studie daar werden hij en zijn vrouw Miep uitgezon den naar China. Aan het succes van zijn missie en de opmars van het christendom in het algemeen in het land, kwam een einde door de Japanse bezetting en later door de communistische machtsover name. Aan de vooravond daarvan keerde hij, na ruim een kwart eeuw in China te hebben gewerkt, terug naar Amerika. Geen verschil In het concentratiekamp was hij gaan schrijven en zo ontstond een Chinees-Amerikaans-Zeeuws oe uvre. Hij geloofde, en dat merk je in zijn geschriften. Maar hij ge loofde ook dat er geen wezenlijk verschil is tussen de ene mens en de andere, tussen Oost en West. The twain shall meet noemde hij een van zijn boeken, een reactie op het gezegde 'East is East, and West is West, and never the twain shall meet'. Zijn plekje tussen Oost en West, Middelburg, vergat Leynse nim mer, maar daarover een volgende keer. maandag 7 september 2020 GO Wekelijkse rubriek met boeken over Zeeland en boeken van Zeeuwse schrijvers Een blauwe roos zijn Mario Molegraaf Anna de Bruyckere Gedichten Cossee Anna de Bruyckere, Voor permanente bewoning: boeiend dichtersdebuut. FOTO RUBEN OREEL Anna de Bruyckere: Voor permanente be woning. Gedichten, Uitgeverij Cossee, 64 pagina's, 19,99 euro. Jan van Damme Frans Meijaard en Jenny Ro sendaal-Dees: Staat de mutse goed? - Uitgeverij Drukkerij Du- renkamp, hardcover, 120 pagi na's, 17,50 euro. Het boek ver schijnt ook als nummer 48 in de serie Bijdragen tot de geschie denis van West-Zeeuws-Vlaan- deren. Mario Molegraaf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 35