I
Groeten uit
Bakkeveen
MANON UPHOFF
Vakantie in eigen land is zo gek nog niet.
Schrijfster Manon Uphoff sliep met de benen
uit het raam in een bungalow in Friesland.
Van alle zomers zijn die als kind in Bakkeveen,
Friesland, het scherpst in mijn herinnering gebrand.
Verder weg van Utrecht leek onmogelijk. De drukke
winkelstraat uit reden we met de hele familie in een
gehuurde bus, met kat, hond, vleugellamme duif en
hamster in een kooi, Potje met vet zingend naar het
doodsimpele bungalowpark tussen de bomen. Een
plek waar in mijn geheugen de eeuwige bossen
begonnen. Slapen in een stapelbed en mijn benen
door het raam tussen de takken van dennenbomen
steken. Wilde je douchen dan moest de keukenla
dicht, anders kon de deur naar het hokje met de ter-
razzovloer niet open.
Aan het buitenland deden wij niet, onbetaalbaar met
zoveel kinderen. Van die zomers herinner ik me het
gevoel van diepe vrijheid. De deur uit, in mijn eentje
eindeloze zandwegjes over. Niemand die me zag,
hoorde, op me lette. Het leek altijd heet, zelfs als het
koud was. Als het regende was er lekkere modder
waar ik met blote voeten in speelde, dik, glinsterend
en vet tussen de tenen omhoog. Daarna drijfnat de
douche in waar het rook naar riool, onder de hete
waterstraal tot je gloeide. Ik herinner me de jacht op
muggen, hoe mijn zusje en ik klaar zaten met een
tijdschrift om ze tot bloedspatten te slaan op het pla
fond. Een kettingbrief van muggenlijken die we uit
wisselden met voorgangers in De Mol, Haas of Fuut.
Niets was bedreigend of eng, zelfs wat eng was niet.
Zoals die keer dat ik riep 'wat is de grond hier lekker
zacht' en over de meegevende aarde bij het kerkhofje
rende tot het zakken begon. Gestaag dieper, lager, tot
aan mijn hals in de onbegrijpelijk hechte blubber die
een beerput bleek. Een voorbijganger achter het hek
begreep het gevaar, vond een dikke tak en trok me
traag, krachtig de vaste grond op. Meurend tot in de
wijde omtrek, diep beledigd (ik was 12, vond het een
blamage, bijna verzopen in koeiengier) keerde ik te
rug. Daar brandde het licht van de bungalow. Daar
de veilige haven: bomen, muggen, het stapelbed. Nu
mijn benen door het raam naar buiten steken, met
mijn tenen wiebelen in de diepblauwe nacht.
ILLUSTRATIE AART-JAN VENEMA