Nederland is geen
droombestemming
voor motorrijders. Te
plat, te recht, te druk.
Maar wie de gebaande
paden verlaat, kan ook
in ons land prachtige
tochten maken.
TEKST EN FOTO'S HANS AVONTUUR
Het Limburgse heuvelland golft
voor me uit. Na een aanloop over de snel
weg kan mijn hand van het gas. Asfalt is
verwisseld voor een zandpad langs akkers
en bos. Op een verlaten kruispunt staat een
ijzeren veldkruis: Eert den schepper. Ik stuur
mijn vintage Moto Guzzi naar de boerderij
in de verte en duik vervolgens de diepte in.
Beneden wacht het gehucht Terstraten.
Het is er stil en vredig. Ik schakel een ver
snelling terug en laat de tweecilinder lang
zaam door het plaatsje met zijn oude hoe
ves rollen. Fruitbomen, vakwerk, een kab
belend stroompje. Dit is Zuid-Limburg op
zijn mooist. Het is bovendien een verras
sing omdat ik geen vooraf uitgekozen route
volg, zoals veel motorrijders doen. Ik heb
mijn navigatiesysteem thuisgelaten en me
voorgenomen puur op gevoel te rijden. De
nieuwsgierigheid achterna.
Zonder vast reisschema houd ik me wel
aan één opdracht: zoveel mogelijk de Mer
gellandroute vermijden. Die is prachtig,
maar zó populair dat je de weg vaak moet
delen met honderden fietsers, wielrenners,
cabrio's, bussen en andere motorrijders,
heel veel andere motorrijders.
Als iedereen dezelfde route rijdt, verbaast
het me niets dat omwonenden beginnen te
klagen over geluidsoverlast. Of het nu gaat
om motoren over een landweggetje of over
rolkoffertjes in de Amsterdamse binnen
stad, zodra het er te veel zijn, wordt het ver
velend. Op zoek naar rustige alternatieven
dus. Wijnandsrade, Swier en Brommelen,
er is nauwelijks iemand te zien. Buiten de
bebouwing, midden in het boerenland,
gooi ik mijn snelheid omhoog en snijd ik
de bochten wat scherper aan zonder dat
iemand er last van heeft.