ZEELAND GEBOEKT Breekbare dichter Campert 8 ZEELAND Vlissingen, anno 1666. Door een nietsontziende pestepidemie vallen er zo veel slachtoffers dat er geen ruimte meer is op de begraafplaatsen. k In het nieuwste nummer van 'Den Spiegel', het tijdschrift van de Vrienden van het muZEEum en het Archief van Vlissingen, gunt archivaris Ad Tramper ons een kijkje in de door de pest ge plaagde Scheldestad. Wij denken dat een coronapandemie ingrijpend is. De pest toen, dat is nog even andere koek. Er zijn in de zeventiende eeuw drie grote pestepidemieën, schrijft Tramper: 1624-1625, 1635-1636 en 1644-1666. Vooral in dat laatste jaar, 1666, is het raak. Op een totaal van circa 7500 Vlissingers vallen er 1407 doden te betreuren, bijna 20 procent van de stadsbevolking. Middelburg en Sluis komen er met een overlij- denspercentage van 10 procent iets beter vanaf. Het is het jaar dat Anna de Ruijter, de jongste dochter van admiraal Mi- chiel de Ruijter, op 24 augustus in Vlissingen aan de pest overlijdt. Bio graaf Geerard Brandt wordt geciteerd wanneer vader De Ruyter over zijn dochter spreekt als 'een kindt van geestig verstandt en zeer geneeghen tot deught'. Om daaraan toe te voe gen: 'doch hij trooste zich, met ge- laatenheid, in Godts wil'. Michiel de Ruyter, die in die maand na de Twee daagse Zeeslag met zijn vloot voor anker lag in de monding van de Wes- terschelde, was daarin niet de enige. Tramper schrijft: 'Soms worden er bededagen in het leven geroepen om de pest een halt toe te roepen. Dat dit dan weer een besmettingshaard op leverde, wist men toen nog niet'. Ook de wereldlijke overheid laat zich niet ongemoeid. De Staten van Zeeland vaardigen een plakkaat uit tegen 'on- tughtigheyt, hoererye en overspel', de bestuurders zijn bang dat 'Godde- lijcke oordeelen, plagen nogh vorder sullen komen door te breken'. De pest maakt veel slachtoffers. Ook pokken, mazelen en difterie gel den als dodelijke aandoeningen. Zee land staat in die tijd te boek als een ongezond gewest, het sterftecijfer is er hoger dan in de rest van de Repu bliek. Gebrek aan schoon drinkwater en ongezonde moerasluchten zijn daarvan zeer waarschijnlijk de oor zaak. Malaria was tot diep in de ne gentiende eeuw een veel voorko mende ziekte. 'De zeventiende-eeu- wer was vertrouwd met de dood, ze moesten wel', aldus Tramper. Begraafplaatsen te klein Uit de kerkelijke rekening van 1666 valt volgens de archivaris op te maken dat er ruimtegebrek ontstaat op de be graafplaatsen: 'De rekeningen laten zien dat grafdelvers loon krijgen uit betaald voor het verdiepen en opho gen van de graven. Zo krijgen in 1666 Boudewijn Pietersen, Daenneel Bar- telsen en ene Isaak elk 3 ponden en 15 schellingen Vlaams (22,50 gulden) voor de grafwerkzaamheden. Uit gaand van één gulden arbeidsloon per dag waren ze daar ruim een maand mee bezig.' In het artikel wordt gewe zen op de knekelhuisjes die op de kerkhoven stonden. Het ruimen van graven levert nog meer ruimte op voor de nieuwe doden. Het gezin van Mi- chiel de Ruyter is niet het enige dat wordt getroffen. Het kan erger. In zijn artikel neemt Tramper de familie Ver- diest als voorbeeld. Pieter Verdiest moet eerst zijn vrouw begraven. Dan: 'Twee dagen later laat Pieter een testa ment opmaken bij de Vlissingse nota ris Jan Tobiassen. Hij voorziet een slechte afloop voor zichzelf en de kin deren. Dat blijkt zo te zijn. Tien dagen later zijn ook hij en de twee kinderen dood'. De stedelijke overheid is in dat soort gevallen streng. Het huis van Verdiest moet voor een periode van zes weken worden afgesloten en de inboedel mag gedurende die periode niet worden verkocht. Bovendien, wie de familie geholpen heeft en dus met hen in contact is geweest, 'mag zich niet in andere huizen vertonen of onder de bevolking mengen'. Wij noemen dat nu quarantaine. Bed denstro en vuil water uit het be smette huis moeten 's nachts over de stadsmuur worden gekieperd. Slachtafval Er geldt tijdens de pestepidemieën een hele reeks aan hygiëneregels. Tramper noemt in zijn onderzoek het verbod om dode honden, katten, kippen, vissenkoppen, darmen of ander slachtafval op straat te gooien: 'Ook dit moest over de stadsmuur, al wordt daarnaast de haven wel genoemd als legale stortplaats.' In de stad was het verboden om varkens, duiven en konijnen te houden. Wollen stoffen en linnen werden van elders aangevoerd en mochten met het oog op ziektekiemen niet zomaar worden verkocht. De Staten van Zeeland verbieden in augustus 1664 de handel met door pest getroffen steden als Haarlem, Leiden, Utrecht en Amsterdam. In 1667 vlakt de epidemie af. Dat neemt niet weg dat de stadsbestuur ders op hun hoede blijven. Het vuil nis wordt voortaan twee keer per dag opgehaald: 'Aan het geluid van een ratel weet de burger dat de reini gingsdienst in de straat is. Wie toch rotzooi maakt wordt beboet.' Tramper besluit: 'In de 'Holland- sche Mercuur' wordt 1666 afgedaan als een jaar van 'Cometen, Aertbevin- gen, wonderen boosweder en onhey- len'. Onheil bracht het Vlissingen ze ker'. c\ Zeeuwse schrijvers Remco Campert, de breek baarste dichter van Neder land. Niet alleen nu, nu hij een zeer bejaarde man is die nog steeds gedichten schrijft. Zijn on langs verschenen bundel Mijn dood en ik is geschreven met het einde voor ogen, maar ook met eindeloze ironie: hemel ontvangt me niet/ hel weet niet wie ik ben. Remco Campert is sinds zijn de buut zeventig jaar geleden altijd een breekbare dichter geweest, voorzichtig met zijn woorden, be scheiden met zijn gebaren. Wan neer je maar lang genoeg in de omvangrijke bundel Dichter met zijn verzamelde poëzie zoekt, blijkt hij ook een Zeeuwse dichter. Van zijn va der, Jan Cam pert, weten we dat na tuurlijk. Maar Remco Cam pert? Geboren ben ik, nu nog/ 28 juli 1929 in Den Haag, dichtte hij ooit. Die stad is in zijn werk altijd aanwezig geweest, vooral de zeekant waar het bijna Zeeland is: Vlierstruiken met hun witte bloesem, konijnenho len, paarse viooltjes, het ruisen van de zee, niet, nooit, te vergeten en de blad stille vinger van de wind langs zijn huid'. Maar hij is werkelijk in Zee land geweest, in Westkapelle zelfs, het dorp van zijn vader. 'De naam Campert leeft er voort,' consta teerde hij in een column. Met de aantekening: 'wat ook te danken is aan grootvader Campert, die er ja renlang dorpsarts was'. Middelburgse Marktdag In zijn poëzie wordt Zeeland eve neens aangedaan, in Restbeelden uit 1994, aangekondigd als Notities van Izegrim, de niet bepaald sym pathieke wolf uit de omgeving van de vos Reinaert. In een gedicht Media vita beschrijft hij een inci dent op Schouwen-Duiveland, voorbij Bruinisse bij de Capelleweg/ niet ver van Nieuwerkerk, preciseert hij. Een bromfietser komt ten val: arm opheffend, zijn zeeuwse god aan roepend. Intussen kijkt de dichter in het rond: steeds dat wijde land/ en die historische lucht/ verdronken en gewonnen. In een volgend gedicht, Hotel in Middelburg, is hij nog niet uitge praat over de onfortuinlijke brom fietser. Maar ook ziet hij vanuit zijn hotelkamer de avond vallen/ de markt opbouwen op het plein/ lange schragen. Aha, het is de vooravond van de Middelburgse marktdag, een heel gewone woensdagavond op Walcheren, maar dan voor al tijd onbreekbaar vastgelegd door de breekbare dichter. dinsdag 30 juni 2020 Wekelijkse rubriek met boeken over Zeeland en boeken van Zeeuwse schrijvers GO De pest, corona van toen Jan van Damme Archivaris Ad Tram per. FOTO DIRK-JAN GJELTEMA Kerken van Vlissin gen met kerkhof in de zeventiende eeuw (rood omlijnd), vlnr Sint Jacobskerk, Kleine- of Middelkerk en de Oostkerk. bron ZEEUWS ARCHIEF, HISTORISCH TO POGRAFISCHE ATLAS VLISSINGEN Artikel: De pest in het Vlissingen van 1666 - in Den Spiegel, jaargang 38, nummer 3, losse nummers 4,- euro. Hgmco Qampert Mario Molegraaf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 40