'Ik was
niet trots, ik
stelde niets
voor, ik had
nergens
talent voor'
mijn stiefvader zich niet met me. Ik experi
menteerde met psychedelica en slikte xtc.
Op mijn zestiende had ik na een nacht
overdadig speedgebruik een tweedaagse
psychose. Niemand wist ervan. Het richtte
blijvende schade aan. Wiet roken of psy
chedelica gebruiken kon daarna niet meer;
ik kreeg direct weer last van de paranoia die
ik tijdens die psychose had gevoeld.
Elk nadeel heb z'n voordeel: de drugs
moest ik noodgedwongen afzweren. Ik
begon met boksen en fitnessen. In het
weekend ging ik op stap en dronk ik
verblindende hoeveelheden alcohol. De
helse katers zat ik uit op datzelfde zolder
kamertje.
En toen, ineens, zat ik in 5 havo. De eerste
keer haalde ik het examen niet. Ik deed het
jaar over en haalde het toen wel, met vijven,
zessen en zevens. Ik stond een 5,5 gemid
deld. (Wel een 9 voor Engels.)
Ik herinner me het gymlokaal waar de
examens werden afgenomen. Het stille
zonlicht dat op de kunststof vloer viel, met
daarop de strepen van het basketbalveld. De
kuchjes en het geschuifel. Het gefluister van
een leraar die, geknield aan een tafeltje, de
vraag van een leerling beantwoordde. Het
stof dat fonkelde in het gouden licht. Elke
minuut beladen en tegelijkertijd tergend
saai. Na de bel een sigaret roken op het
schoolplein en het allemaal weglachen.
En toen dus die diploma-uitreiking waar
ik niet naartoe ging. De eerdergenoemde
redenen waren echt, zeker in mijn beleving,
maar er speelde meer, dat besef ik nu. Dat ik
niet blij was en niet wilde delen in het
enthousiasme was evenzeer, of misschien
zelfs vooral, omdat ik niet trots op mezelf
was. Ik stelde niets voor, had nergens talent
voor. Ik voelde me een vreemde in mijn
lichaam, een vreemde op de wereld, zelfs
toen nog, op mijn 18de. De toekomst lag
voor me als een grijs lokaal zonder kansen.
Goed, ik was geslaagd, maar met mijn hak
ken over de sloot, en het was pas de tweede
keer gelukt, en bovendien was het maar de
havo; in de brugklas had ik op het vwo ge
zeten. Op een podium gaan staan en doen
alsof ik het knap vond wat ik gedaan had; ik
moest er niet aan denken, ik zou me kapot
hebben geschaamd. Die cognitieve disso
nantie dreef me ertoe om niet mezelf maar
de andere leerlingen af te doen als de suk
kels, de sneuen.
Plots vraag ik me nu iets af. Hoe ben ik er
eigenlijk mee weggekomen dat ik niet naar
de ceremonie ging? Waren er geen gezins
leden die wilden weten wanneer de
uitreiking was, zodat ze ernaartoe konden
komen? Mijn moeder woonde misschien
nog op Curasao, maar mijn vader woonde
in Amersfoort. Wilde hij komen maar heb
ik hem afgehouden? En mijn stiefvader? Die
was er ook niet. Ik kan me niet herinneren
dat er iemand is geweest die zei: 'We gaan
naar jouw diploma-uitreiking en daarmee
basta. We gaan omdat het wél bijzonder is.
We gaan want we zijn trots op je.'
Misschien was ik heel overtuigend en zo
goed in het uitdragen van mijn desinteresse
en non-conformisme dat anderen daadwer
kelijk geloofden dat de ceremonie me niets
kon schelen. Ik geloofde dat zelf tenslotte
ook.
Nu ik zelf twee zoons heb - de een 10, de
ander 13 jaar - maakt de herinnering aan
mijn eindexamenjaar me droevig. Ik kan
me niet voorstellen dat ik er niet bij ben als
zij hun examen halen, dat ik het accepteer
als ze zeggen dat de ceremonie hen niets
kan schelen, dat ze dat papiertje een paar
dagen later wel ophalen bij de receptie.
Ook realiseer ik me, tot mijn spijt, dat ik
nog altijd een beetje ben zoals toen. Nog
altijd heb ik de neiging om mijn schouders
op te halen bij de dingen die ik heb bereikt,
de dingen waar ik trots op mag zijn. De
boeken die ik schreef staan niet in het zicht.
Met een van die boeken won ik een prijs en
ik heb geen idee waar ik die heb liggen.
Blijkbaar is het allemaal niet goed genoeg.
Dat is iets om over na te denken. Ik ben
geen 18 meer; het zou mooi
zijn als ik eens volwassen
werd.
28
Van Henk van Straten
verschijnt half juni de
thrillernovelle Kwaad bloed.