16 7 Onderduikers 8 In verdriet bijeen Nooit in mijn leven zal ik duidelijker voelen dat muziek in staat is mensen te laten overleven 9 Hongertocht Verkleedpartijtje bij de familie Berk thuis. Linksonder Marjan Berk, gehurkt zit Jan Kees. Rechtsonder vriendin Mirjam Ker- koet, in het midden boven een andere vriendin: Mimi Siebelink. Boven links en rechts staan de kinderen van de familie Tijn, hun ouders kwamen om in Auschwitz. privéfoto Amersfoort, 1943, een echtpaar met kindje en oma in huis. Onze voorkamer is weer eens ver huurd, evenals de grote slaapkamer aan de achterkant op de eerste verdieping van ons huis. Er woont nu een echtpaar met een kindje van een jaar of 2. De man is groot en sterk, de vrouw is ook groot, en mollig. En zij is Joods. Het is een gemengd huwelijk, de vrouw moet een ster dragen. De man is chauffeur op een enorme tankwagen, die hij af en toe in onze smalle straat voor de deur parkeert. De moeder van de vrouw zit ergens in de buurt van Doorn ondergedoken. Maar ons berei ken berichten dat deze moeder gedrag vertoont waardoor zij de mensen bij wie ze verstopt zit, in gevaar brengt. Via via krijgen we het verzoek of mijn moeder misschien een ander adres voor de vrouw weet, waar ze de boel niet in gevaar kan brengen. De mensen die de vrouw nu onderdak verschaffen wachten het antwoord niet af en zetten haar in een taxi naar ons adres in Amersfoort. Maar de chauffeur wordt bang en hij zet haar vlak bij de Leusderheide, ongeveer de gevaarlijkste plek in de oorlog in Amersfoort, uit de auto. Ze belt op goed geluk ergens aan, wordt binnengelaten met haar koffertje en geeft die mensen het kaartje met ons adres. Nog dezelfde avond wordt ze bij ons afgeleverd. Mijn moeder installeert de vrouw op het kleine slaapka mertje van mijn broertje, dat zo lang naar de zolder verhuist, en gaat verder aan de slag om een permanent onderduikadres voor haar te vinden. Maar al snel blijkt waarom die mensen in Doorn haar snel kwijt wilden. Hoewel mijn moeder haar uit legt dat ze zich niet moet laten zien, om in de buurt geen vra gen op te roepen, gaat ze elke keer dat ze de bel hoort naar be neden om open te doen. Daardoor brengt ze zichzelf maar ook ons in gevaar. Haar dochter probeert haar duidelijk te maken dat ze geduld moet hebben tot mijn moeder een goed adres voor haar weet te vinden, maar ze blijft onverbe terlijk. Gelukkig lukt het mijn moe der een geschikt adres ergens buiten de stad voor haar te vin den. Daar zal ze de oorlog zon der ontdekking overleven. Amersfoort, 1942, slecht nieuws van het Rode Kruis. De vrienden die op het punt staan te vertrekken naar een veilig adres, zijn bij ons thuis. Het is gezellig, er wordt gela chen. Ernst Bollegraaf heeft gevulde milt klaargemaakt en meegebracht, een koosjer gerecht. Ik ken het niet, mijn moeder laat het mij proeven: plakken gebakken milt met een gekruide vulling. Na deze avond zal ik het nooit meer eten. Mirjam Kerkoet, mijn vriendinnetje, is er ook, met haar grote zus Paula en Pau la's man. De buren die wij de 'goeie buren' noemen, zijn er ook. Dan horen we de keu kendeur, daar is de broer van de buurman. Zijn gezicht staat ernstig. Hij heeft een brief in zijn hand. ,,Hallo Flip'', begroet mijn moeder hem. ,,Ga zitten, dan haal ik iets te drinken voor je.'' Maar Flip blijft staan. ,,Luister'', zegt hij ernstig, ,,ik kreeg dit bericht van het Rode Kruis.Theresien- stadt.de familie Zielenzi- ger is dood, mama en papa Zielenziger zijn allebei dood.'' Na zijn woorden is het doodstil. Dan begint de oude me vrouw Kerkoet zacht te jam- meren, haar armen hoog hef fend. Paula staat op en loopt naar de piano. Ze zet in en begint te zingen, in het Jid disch, de taal van haar moe der, mammerle Kerkoet. De oude mammerle Kerkoet, die mij met treurig wiegend hoofd altijd 'meine goldene pupperle noemde. Langzaam begint iedereen mee te zingen. Meer liederen volgen, en voor mijn ver baasde ogen ontwikkelt zich daar in onze achterkamer een feest, een ontlading. Zin gend, met de armen om el- kaars schouders en half dan send, verwerkt deze groep het verdriet. Nooit in mijn leven zal ik duidelijker voelen dat mu ziek in staat is mensen te la ten overleven. Jan Kees en Marjan, enigszins vermagerd door de oorlog, pose ren na de bevrijding. privéfoto Amersfoort, 1944-1945, een trouwportret van Juliana en Bernhard als ruilhandel. Opwindend nieuws: de landing van de geallieerde troepen bij Arnhem. De NSB'ers in onze straat slaan hals over kop op de vlucht, richting Duitsland. Wij houden daar twee honden aan over, Max, een oude spaniël, en Nora, een vrolijke inktzwarte hond, allergisch voor unifor men. Later wordt Nora door een geïrriteerde mof doodgeschoten. Ons optimisme smelt als sneeuw voor de zon, de wereld gaat op slot en het stuk land dat nog niet is bevrijd, glijdt de Hongerwinter in. We halen eten, dat steeds wateriger wordt, bij de gaarkeuken. Wij kinderen staan bij de deur van de door Duitsers ingenomen kleuter school, waar de soldaten na het eten hun gamellen schoonma ken bij de kraan. De restjes schrapen ze in onze pannetjes. Ik hoor ook bij een bende hongerige kinderen die gewa pend met lange stokken brood pikken van de door paarden ge reden karren. Eenmaal jat ik zo'n gevlochten witbrood, dat be stemd is voor Duitse officieren. De koetsier springt van zijn kar, rent mij achterna en mept hard met zijn zweep op mijn handen, waardoor ik het brood loslaat. In de langste tijd dat we niets te eten hebben, drie hele dagen, koopt mijn moeder voor 35 gul den een roggebrood. Ze breekt het ter plekke in drie stukken, die wij haastig wegschrokken. Met mijn moeder ga ik ook op hongertocht richting Nijkerk. In mijn poppenwagen ligt ruilhan del: een trouwportret van Juli ana en Bernhard, en mijn baby pop. Om te ruilen voor aardap pelen. Op een keer komen we terug van zo'n tocht en zien we dat er in Amersfoort vlaggen uithan gen. ,,We zijn bevrijd!'' klinkt het. Dan klinken er schoten. En razendsnel worden de vlaggen weer binnengehaald. Maar op 5 mei is het echt feest. Mijn moeder, mijn broertje en ik gaan op weg om de intocht van de bevrijders mee te maken. Het is koud, ik heb spierwitte sokken aan en ijskoude witte beentjes. Met veel mensen staan we bij de Koppelpoort. Uren duurt het. Ah! Daar zijn ze! Onder aan zwellend gejuich rijden de tanks van het Frans-Canadese Régi ment de la Chaudière - met vol wassenen, kinderen en bloemen bovenop - langzaam onder de Koppelpoort door. Dan voel ik een hete straal tegen mijn blote benen. Een grote hond tilt zijn poot op en piest tegen mijn witte sokken. Onvergetelijke be vrijding... ZATERDAG 2 MEI 2020 GO

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 64