2 Stof en puin 3 Brandende stad 'Rotmoffen', zo noemen we vanaf dat moment de bezetters, als ze het niet kunnen horen 14 Rotterdam, 14 mei1940, Duitse bommen treffen het huis van oma. eer een ontplof fing. ,,Dat is wel heel dichtbij'', zegt mijn vader. ,,Kom jongens. We gaan op de trap zitten, ach ter de voordeur. Dan kunnen we weg! Doe allemaal je jas aan!'' Oma propt biscuitjes in een tas. ,,Kom op ma, opschieten.'' Er klinken twee ontploffin gen, heel dichtbij. We zakken de trap af. Mijn vader heeft mijn broertje op zijn arm. We krui pen allemaal dicht bij elkaar. De ontploffingen gaan nu achter el kaar door. Ook de sirene van het luchtalarm stopt niet meer. Dan begint iemand te bidden, het is de buurvrouw van de derde verdieping. ,,O Vader, Satan komt ons halen. O grote God, heb medelij. Red ons, Va der.'' Haar familie gaat nu mee doen, een koor van doodsbange mensen, die de Heer aanroepen. Ik ben heel bang, en ga ook meedoen: „Vergeef mij Lieve Heertje, ik heb van de choco laatjes gesnoept. En ik heb mijn melk in de gootsteen gegooid." Mijn moeder wordt woedend. ,,Stop met dat gejank.hou je kop erbij!'' De buurman van de derde verdieping is heel ziek, hij heeft koorts. Zijn hoofd zakt steeds op zijn borst. Mijn moeder trekt hem aan zijn haren weer om hoog: ,,God man, blijf erbij. blijf erbij!'' Een ontploffing dichtbij drukt de voordeur in, die valt met bre kend glas, stof en puin naar bin nen. Het wanhopig gejammer klinkt nog luider. Ook ik raak in de ban van de gedachte dat ik zal worden afgekeurd voor de he mel. Lenie van de Wall, de moeder van Marjan. De biscuitjes van oma worden vertrapt op de deurmat. Door een mist van stof en rook komt een soldaat met een helm op naar binnen. „Mensen!" beveelt hij. „Jullie moeten eruit. Kom maar achter me aan!'' Hij neemt mijn broertje op zijn arm en gaat ons voor. Mijn omaatje roept: ,,Ik moet nog even een schoon korset aan doen!'' ,,Mevrouw! U moet nu meeko men. Er is een brandbom op uw huis gevallen. De boel staat bo ven in brand. Kom op mensen, opschieten!'' Mijn moeder pakt de koffer met het tafelzilver en met haar andere hand pakt ze mij stevig vast. We gaan achter de soldaat aan, struikelend over de brokken puin en het gebroken glas. Ik hoor gillen en kijk omhoog naar het huis aan de overkant, waar weinig van over is. Aan een balk hangt een man te schreeuwen. Maar we moeten verder. Er vallen weer bommen, het lucht alarm gaat maar door. We ko men bij de Lusthofstraat, waar veel mensen lopen. Ik zie hoe mensen ruiten inslaan, bij de schoenenwinkel en de choco laatjeswinkel. Ze staan zakken vol te laden, gewoon te jatten. Ik denk: ,,Jullie moeten vluchten, straks krijgen jullie een bom op je kop!'' Er stopt een vrachtauto. De soldaat tilt mijn broertje in de achterbak en helpt mij ook erin te klimmen. Mijn moeder draait zich naar mij toe om mee te hel pen duwen. Dan wil ze zelf in de auto klimmen. Ze grijpt naar de kof fer met het zilveren bestek. Die is weg. ssss SK*82 1940: Een groep mensen aanschouwt vanaf het dak van de pastorie aan de Beukelsdijk de verwoesting tijdens het bombardement op Rotterdam in 1940. foto archief Rotterdam, 14 mei1940, een aanblik om nooit te vergeten. De vrachtwagen rijdt de stad uit. Om ons heen ontploffen bommen, het afweergeschut blaft. Wij zien niks, in de achterbak zijn geen ramen. Na een poosje mindert de auto vaart en stopt. De laadklep gaat open, een vrouw staat ons op te wach ten. Ze steekt haar hand uit naar mij en ik spring uit de achterbak. Daarna tilt ze mijn kleine broer op de grond, mijn moeder is er op ei gen kracht al uitgeklommen. Er zijn daar nog meer mensen, allemaal volgen we de vrouw naar binnen. Ze houdt nog steeds mijn hand vast. Er is drinken voor ie dereen. We worden naar een ka mer gebracht waar bedden staan. Ik loop naar het raam. In de verte zie ik brand, de hele horizon staat in de fik en daarboven gaat de zon vuurrood onder. ,,Dat is de stad'', zegt mijn moeder. Ze tilt mijn broertje op, zodat hij ook kan kij ken. Zelf kom ik net met mijn hoofd boven de vensterbank uit. Die zon en die brandende stad vergeet ik nooit meer. We gaan alle drie met onze kle ren aan slapen, alleen onze schoe nen trekken we uit. ,,Waar is pappa?'' vraag ik. Sinds we met de soldaat zijn meegegaan hebben we hem niet meer gezien. ,,Die duikt wel weer op'', zegt mijn moeder koeltjes. Mijn ouders zijn in 1938 gescheiden. Mijn broertje en ik gaan om de beurt bij hem lo geren. Hij heeft een nieuwe vrouw, die vinden we wel lief. En ze kan lekker koken. Maar niet zo lekker als mijn moeder. 's Avonds komt mijn vader ons halen. ,,Ik heb een plek voor jullie. Daar mogen jullie logeren tot de boel weer normaal is. Zo rijden we met mijn vader terug naar Rotter dam, dat er nog heel raar uitziet. Heel erg kapot, en overal rookt het nog. We rijden een brede laan op, waar veel huizen nog wel heel zijn. ,,De Mathenesserlaan!'' zegt mijn moeder. We stoppen bij een groot huis met een dubbele voordeur. Een grijze dame doet open en zegt: ,,Kom binnen, kom binnen!'' We zien een grote hal, waar een brede trap op uitkomt. Een soort wenteltrap die zeker vier verdie pingen naar boven leidt. Je kunt helemaal omhoogkijken en bo venin zie je een groot raam waar door het licht naar binnen valt. Op dat raam is een groot oog geschil derd, dat de boel in de gaten houdt. „Jullie zullen wel trek heb ben'', zegt de vriendelijke me vrouw. ,,Kom maar mee, dan gaan we eerst wat eten.'' Pas nu voel ik dat ik rammel van de honger. Maar van mijn moeder mogen wij nooit 'honger' zeggen. 'Trek' moet je zeggen. Nu, trek hebben we. En het eten zal ik nooit vergeten: kip met appel moes. En puree. Heel erg lekker. De volgende dag gaat mijn moe der helpen bij het opruimen van de Marinierskazerne, waar veel soldaten gedood zijn. Als ze terug is, vertelt ze hoe ze met andere vrouwen matrassen naar beneden moest gooien. Daar stonden Duitse officieren bij elkaar. Met groot plezier smeten ze die ma trassen boven op de petten van die 'rotmoffen'. Zo noemen we vanaf dat moment de bezetters, als ze het niet kunnen horen. ,,Waar zijn oma en tante Anna?'' vraag ik aan mijn moeder. ,,Die lo geren bij oom Adriaan en tante Dien. Oma is alles kwijt." Dan neemt mijn moeder ons mee om boodschappen te doen. We lopen op de Kruiskade, waar op dat moment allemaal Duitse gevechtsauto's aan komen rijden. ,,Dit is pas het begin.'', hoor ik mijn moeder heel zachtjes zeggen. Dat heb ik goed onthouden. ZATERDAG 2 MEI 2020 GO flgaSë pJSrSnnSS

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 62