'Wat mijn moeder heeft meegemaakt, is in kleur gebeurd' konden aanrichten, of uit wiens naam zo veel werd aangericht, vond hij spannend. En inderdaad, het ging om een ironische aankoop. Hij was ironisch naar een website gegaan waar hij ironische euro's had inge wisseld voor een ironisch pakket dat weken later arriveerde en hij ironisch aan zijn iro nische vrienden toonde. 'Ik dacht niet dat het je iets zou doen', zei de vriend. 'Nee, ik dacht ook niet dat het me iets zou doen', antwoordde ik. 'Gek, eigenlijk. Want ik weet van je fami lie. Ik weet over je moeder.' Ik had de vriend toen moeten duidelijk maken dat het niet alleen het verhaal van mijn moeder is, maar net zo goed aan mij toebehoort. Dat had ik hem niet alleen die dag moeten vertellen, maar al eerder. Van jongs af had ik dat moeten duidelijk maken. En ik moet gaan leren mijn grenzen aan te geven, vindt mijn psycholoog. Daar heeft mijn psycholoog gelijk in. Het verhaal van de Holocaust is al talloze keren verteld, volledig ingelijfd als onmis baar onderdeel van onze nationale identi teit. Dat heeft het verhaal sleets gemaakt, weerzin en vermoeidheid opgeroepen, het heeft fascinaties doen ontspruiten. De film industrie, wereldliteratuur en het onder wijs hebben ons honderdduizenden uren aan Holocaustverhalen voorgeschoteld. Daarmee is dit specifieke deel van onze geschiedenis bestendigd als een ondubbel zinnige vertelling van goed en kwaad. Het lijkt die ondubbelzinnigheid te zijn die weerstand oproept, die mensen de grenzen van goed en kwaad doet willen opzoeken. Niemand wil worden wijsgemaakt wat-ie moet denken, voelen. Niemand wil zich voegen naar een absolute blik op het ver leden. Wat ons in hapklare brokken is voor geschoteld moet worden getest. Politieke correctheid moet worden getart. Desnoods met mokken. 'Zal ik die beker vergoeden', vroeg ik de vriend in wiens huis ik twee maanden had doorgebracht. 'Nee', zei hij. 'Dat hoeft niet.' Holocaustvermoeidheid. Dat woord be- staat, en het gedachtegoed dat erachter schuilgaat ook. Dat kan ik niet tegen mijn moeder zeggen, net als ik haar niet over de mok kan vertellen, haar niet kan zeggen dat haar pijn wordt voorbijgestreefd door de tijdgeest, dat er mensen zijn die niet meer zitten te wachten op Holocaustslachtoffers. Dat er een generatie is opgestaan die '40-'45 alleen kent van straatnaamborden en zwart-witfoto's, maar wat mijn moeder heeft meegemaakt, nog iedere dag mee maakt, is in kleur gebeurd, gebeurt in kleur. Als antwoord op de ironie en tegen die 75 jaar afstand in, moet niet alleen het verhaal van mijn moeder worden verteld, maar ook het mijne. Nu, terwijl mijn moeder nog leeft, nog in staat is lelijke mokken te kopen en veel te uitgebreide maaltijden voor me te bereiden. Vandaag is het zelfgemaakte shoarma. Er staat ook bloemkool op tafel, en aardappels, pizzabroodjes, linzensoep en bonen. Ze kan het vaak niet bij één maaltijd houden, er is te veel liefde. Ik vertel haar niet over de nazimok. Ik heb de neiging haar te ontzien, en daar geef ik aan toe, maar ik vertel wel dat ik de Blond beker die op tafel staat wanstaltig vind. 'Nou, ik vind hem mooi', zegt ze. 'Ja, ik vind hem echt mooi.' 'Vind je het eng, mam, dat virus?' 'Dat komt allemaal wel goed, toch?' 'Ja, dat denk ik ook. Het is alleen zo vreemd dat papa een longaandoening heeft en jij niet alleen kunt zijn, dat zijn nou pre cies de twee dingen die nu onhandig zijn.' 'Ik vond het al langer onhandig hoor.' Mijn moeder doet een sloot knoflooksaus op haar bord, en zegt ondertussen hoe lek- ker ze dat vindt, dat ze dat de hele dag zou kunnen eten. Haar manier van communice ren is onnavolgbaar, ik zie haar blik veran deren en weet dat er een nieuwe gedachte in haar opstijgt. 'Ik heb ergens eens een foto gezien', zegt ze, 'en op die foto ben ik een soort van twee jaar oud. En ik steek mijn hand in de lucht.' 'Ik heb die foto, mam. Die staat bij mij thuis.' 'O ja', zegt ze. 'Dat is ook zo. Nou, op die foto zoek ik de lucht op, omdat ik blij ben dat ik buiten ben. Ik was eerder weleens buiten geweest. In de box, die stond in het zonlicht in de tuin. En toen liep er iemand langs en zei: ,,Dat is een Joods kind." Toen ging de box voorgoed naar binnen.' Ook jaren na de oorlog werd mijn moeder door anderen herinnerd aan haar tijd bin nen. 'Ik werd hier in Maasland nagekeken en Jood genoemd. En als ze dat deden, dan 18

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 98