Wie? Jan Cremer in Parijs, 1959. wisselen elkaar af: ik schrijf nu in de winter en schilder in de zomer. Ik heb een periode gehad waarin mijn schildertalent werd opgehouden door mijn schrijfwerk." Die spagaat tussen kunstvormen is een familietrekje: zijn vader, Jan Cremer senior over wie hij in 2016 Fernweh schreef, was ingenieur in de aardwetenschappen, maar wilde ook schrijver zijn. ,,Mijn vader, overleden toen ik twee jaar was, maakte reisreportages over onbekende landen. Hoe verder, hoe mooier. Hij ging in 1937 op de fiets naar Palmyra in Syrië. Onvoorstelbaar toch?'' Als kind bedacht Cremer al: als ik alles noteer wat ik doe, dan kan ik daar later mooie boeken van maken. In zijn werk kamer staan kasten met tientallen notitie boekjes die hij vanaf zijn twintigste vol schreef. ,,Ik werk nu de aantekeningen uit mijn jonge jaren uit. Er is zoveel. Over mijn eerste boeken deed ik destijds niet langer dan een paar weken. Ik, Jan Cremer was eigenlijk een vingeroefening. Ik dacht toen: ik schrijf het in één keer van me af, dan kan ik het later een keer uitwerken en detaille ren. Die fase is nu pas aangebroken.'' De tussenliggende jaren stellen Cremer in staat met levenservaring en rust te kijken naar de druistige jongeman die hij eens was. Die afstand levert fraaie, gevoelige romans op, zoals Sirenen (over zijn relatie met model en zangeres Loesje Hamel) en Canaille (over zijn relatie met danseres Perrine Peeters). ,,Die schrijfprocessen maken best wat los. Het is toch zo dat ik na een halve eeuw alsnog het een en ander afsluit.'' De band met zijn dochter, waar over hij in Canaille schrijft, is twaalf jaar geleden verbroken. ,,Misschien dat ze het boek een keer leest. Dat zou goed zijn. Zo kan ze mijn kant van het verhaal ervaren.'' Cremer is wars van prietpraat. Hij zegt het zoals het is en voelt geen enkele behoefte ingewikkeld te doen over zijn kunst. „Schrijven is voor mij herbeleven. Ik lees notities en vervolgens komen de herinne ringen als vanzelf naar boven. Die schrijf ik dan op - dat gebeurt bijna onbewust, zoals ik ook mijn taferelen schilder. Ik heb aan een paar notities genoeg. Ik zie de gebeurte nissen meteen weer voor me. Ik ruik en hoor alles dankzij mijn fotografisch geheu gen. Vanaf toen ik vier was, kan ik me alles herinneren. Ik schrijf in een roes. In opper ste concentratie. De beelden duikelen op die momenten over elkaar heen.'' Opvallend aan zijn recente werk is dat hij zich sensitiever toont, minder macho dan hoe hij bekendstaat. ,,Na al die jaren heb ik mijn ziel ontbloot. Dat was voor het eerst; ik laat mijn gevoelens niet graag zien. Ik ben meer van: volle kracht vooruit. Maar blijkbaar doet leeftijd toch iets met je. De jaren zijn eroverheen gegaan. De liefde blijft, de rancune verdwijnt. Al betekent dit niet dat ik nu voortdurend op zoek ga naar mijn zielenroerselen. Ik heb voor de eerste drie boeken in de Odyssee-serie mijn harnas opengeklapt. Dat is nu weer dicht, logischerwijs. Ik wil graag over leven.'' Overleven? Leert Cremer dan niets van zijn bespiegelingen? ,,Ik heb geleerd dat ik 24 Schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer (1940) is geboren in Enschede en stamt van vaderszijde uit een familie van hoefsmeden en be roepsmilitairen uit Pruisen en Hessen. Zijn moeders familie komt uit Hongarije. Korte tijd volgde Cremer een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Als schilder kreeg hij snel erkenning. Intussen reisde hij veel en woonde zo'n beetje overal. In 1964 verscheen zijn eerste roman: Ik, Jan Cremer. Al eerder hadden zijn uitspraken de emoties in Nederland hoog doen oplopen, maar bij de ver schijning van deze 'onver biddelijke bestseller' was de rel compleet. Tegelijk werd zijn boek geprezen door schrijvers zoals Wil lem Frederik Hermans. Midden in alle hectiek vertrok Cremer naar New York. Daar belandde hij tussen de jonge kunste naars, popsterren, acteurs en regisseurs. Vanaf 1970 combineerde hij zijn werk met zijn reis lust. Zes maanden per jaar reisde hij, de andere maanden verdeelde hij zijn tijd tussen schrijven en schilderen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 104