jeugd - maar ook later niet - te maken ge had met afwijzing.'' ,,Dat was in de zomer van 1987. Ik was ne gen en we waren op vakantie in Marokko. Ze had geelzucht. Ze is nog naar het AMC in Nederland gebracht, maar daar overleed ze de volgende dag. Ik was, samen met mijn vader, nog in Marokko. De beelden van haar begrafenis staan me helder voor de geest. Het gehuil van de vrouwen, het verdriet van mijn broers en zusters, de gebeden, de sereniteit van de begraafplaats. Die beelden zullen me altijd bijblijven." ,,Op zo'n leeftijd besef je niet goed wat er gebeurt, maar door haar dood was mijn ba sis weg. Ik was de jongste, haar lievelinge tje. Ik sliep tot mijn zesde bij haar. Ik kreeg altijd al haar aandacht. Toen ze dood was, was dat opeens anders. Ik had geen referen- tiekader meer, want van mijn vriendjes had iedereen een moeder die tussen de middag een boterham klaarmaakte. Op belangrijke momenten in mijn leven heb ik altijd dat gemis gevoeld. Ik denk dat mijn latere ge drag een reactie was op haar overlijden.'' ,,Toen ik naar de middelbare school ging, ging het fout. Ik was slim, maar deed niets. Het interesseerde me niet. Er was thuis ook niemand die me controleerde, ik had totale vrijheid. Mijn vader werkte in ploegen dienst, mijn broers en zusters deden wat ze konden maar hadden ook hun eigen bezig heden. Ik hing hele dagen op straat met een groep jongens die geen stabiele thuisbasis hadden. Soms ging ik 's ochtends vroeg de deur uit en kwam ik pas 's avonds laat thuis. Ik vocht veel en kwam in aanraking met po litie en justitie. Op mijn vijftiende werd ik van school gestuurd nadat ik via de regen pijp was ontsnapt uit het lokaal waarin ik voor straf was opgesloten. Omdat ik echt onhandelbaar, was, wilde geen andere school me hebben. Ik zie me nog zitten, samen met mijn broer, in de kamer van de wethouder. Die wist ook niet goed wat ze met me aan moest. 'Kijk naar die jongen', zei mijn broer. 'Hij is vijftien.' Uiteindelijk kon ik zes uur per week naar de moeder mavo in Utrecht.'' ,,Nee, maar ik ben wel langs het randje gegaan. Zeker toen ik wat ouder werd, was criminaliteit nooit ver weg. Bij mijn vrien den zaten jongens waarvan ik wist dat ze iets uitspookten. 'Ga je mee, Khalid?' maar ik zei altijd 'nee'. De verleiding was soms groot, maar de ethische codes die ik van huis uit had meegekregen voorkwamen dat ik toegaf. Ik wist altijd heel goed wat goed en fout was. Dankzij mijn moreel en ethisch kompas ben ik geen crimineel geworden. Het ligt gewoon niet in mijn aard.'' Uw moeder overleed toen u nog jong was. Wat deed dat met u? Want? Was u een crimineel in de dop? ZATERDAG 15 FEBRUARI 2020 11

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 99