Ook de oude brood korstjes gaan op Met de bakfiets naar Overijssel Eenzaam en bang 11 rviAO^ een logeeradres in Soest, bij een fietsenma ker. Daar was ik in ongeveer het midden van de oorlog al door de kerk voor enige tijd naar toegestuurd om op krachten ko men. We sliepen een nacht bij mijn oude pleeggezin. De volgende dag bereikten we de 'Amersfoortse berg'. Inmiddels had ik met mijn fietsje een lekke band, dus ik zat met fiets en al boven op de cerrie met de ketel vol zeep. Nu was mijn vader nog nooit met een bakfiets van zo'n lange hel ling afgereden. Steeds harder gingen we, de terugtraprem hield het niet en toen hij de handrem aantrok sloegen we over de kop. Ik ging met fiets en al over straat, vol schaafwonden, maar vader kwam er min der goed van af. Hij brak zijn jukbeen. Ge lukkig zat de zeep nog in de ketel. Mijn va der werd verzorgd bij een EHBO-post, maar hij heeft er altijd een bobbel aan over gehouden. Uiteindelijk kwamen we aan in Harder wijk waar in de haven meerdere schepen lagen met aardappelen. Die waren bestemd voor het westen van het land. De schippers wilden graag groene zeep, want die was niet meer te koop. Mijn vader ruilde de zeep voor een cerrie vol aardappelen. Daar mee gingen we op weg terug, met mijn fietsje er weer bovenop. Overal werd er ge controleerd op vervoer van eten. We zagen mensen die onder hun jas verborgen aard appelen moesten afgeven, maar wonder boven wonder werden we steeds doorgela ten. We zijn met aardappelen veilig thuis gekomen. Daarna werden we verraden door mensen die jaloers waren. Een paar dagen later namen controleurs de wasketel in beslag. - K.J. Terleth, Amstelveen rioolput. Ik ben gaan bedelen tot mijn ver trek. Ik werd bij het CS Amsterdam met dertig kinderen in een laadruim van een turfschip gedropt. Mijn moeder was in tra nen. Alles was vuil. Poepen ging op een emmer, alle kinderen waren zeeziek. Ik herinner me de vlooien, luizen, braaksel en het gejammer. Nooit heb ik me zo eenzaam en bang gevoeld. Na een week kwamen we aan in Gronin gen. We sliepen in de kerk van de Martini toren. De volgende dag werden we ver deeld. Boeren haalden ons op. Als laatste kwam mijn boer, 'oom Albert'. Ik heb het geweldig goed gehad bij deze lieve, barm hartige mensen, de familie Albert en Zwaantje Bos uit Slochteren die zelf ook drie kinderen hadden. Veel later, toen ik van middelbare leeftijd was, heb ik hen ge zocht en gevonden, in een bejaardenhuis in Hoogeveen. Het werd tijd om hen persoon lijk te bedanken. Vergeten doe je dit nooit! - Elze de Ron-Van Meesche, Lelystad Ik heb ook de Hongerwinter meegemaakt. Ik was 4 jaar en had altijd honger. Het eten uit de gaarkeuken was zo vreselijk vies. Bieten, tulpen, ze waren altijd aangebrand. Ik had alleen een paar klompen om op te lopen. Natuurlijk waren die te klein, want je voeten groeiden door. Om die reden heb ik nog lelijke knobbels op mijn hielen. Het leek wel of het toen altijd koud was. Mijn moeder deed haar best om uit oude kleding nog iets draagbaars te maken. De dag dat de voedselpakketten werden gedropt, dat was een feest. En wat een lekker brood! Nu nog kan ik geen eten weggooien. Ieder oud korstje brood wordt gegeten, want die hon ger kun je nooit vergeten. - Bram Kranenburg brug in Deventer. Bij het wisselen van de wacht moesten we zo hard mogelijk naar de overkant rennen. Na een nachtje zijn we verder gelopen. In Harfsen mochten we in een stal slapen. Ik werd ondergebracht bij een boerengezin. Het waren lieve mensen. Ik noemde hen 'oom'en 'tante'. Ze hadden een dochter, drie jaar ouder dan ik. 'Tante' en 'oom' zijn overleden maar hun dochter en familie wonen er nog. Elk jaar ga ik naar hen terug. - Jeanne Reedijk Ik ben geboren in december 1931 dus ik was bijna 9 jaar toen de oorlog uitbrak. Mijn eerste jaren in een gewoon gereformeerd gezin in Vlaardingen waren niet zo erg spannend. Maar de eerste dag van de oorlog en de Hongerwinter staan in mijn geheu gen gegrift. In de Hongerwinter moest ik ook van al les verzamelen om te kunnen stoken. In de haard, het fornuis en in het noodkacheltje. Dat 'kacheltje' had een oom voor mij ge maakt. Het bestond uit een conserven- blikje, opgehangen in een groter blik waarin dan hele kleine stukjes hout kon den worden verbrand. Daarop kon bieten- pulp worden bereid. We maakten ook kaar sen van paraffine in een aluminiumbuisje, maar het lontje wilde niet altijd branden en de kaarsen smolten waar je bij stond. Op een zeker moment besloot mijn vader om met de bakfiets (we noemden dat toen een cerrie) naar Overijssel te gaan om eten te halen. Ik mocht mee op mijn kinderfiets, naast de cerrie. Mijn vader had ingrediën ten om groene zeep te maken in een was ketel. Deze zeep wilde hij ruilen voor aard appelen en ander voedsel. Vol goede moed gingen we op weg de wasketel met zeep op de cerrie. Via Rotterdam, Gouda naar Honger. Ik weet nog hoe het voelde. Door de honger werd ik uitgezonden. In de gaar keuken was niets meer dan schillensoep van aardappels. Nog ruik ik de vieze lucht die daar vanaf kwam. Het leek wel een GO ZATERDAG 8 FEBRUARI 2020 Met toestemming van de bezetter begonnen de geallieerden op 29 april 1945 met het droppen van voedsel pakketten. De bevolking was dolblij. FOTO ANP Samenstelling: Bob van Huët, Tonny van der Mee en Hans van Zon Een bedelende man in een plantsoen in Amsterdam, foto Nederlands fotomuseum

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 59