wn ze^^'n »**e Dode paarden X Vloerluik L tcul 7 vv^oedj^ J^A^- u#££ 'Jaj luvSHe*, Ue l' £A '"''terras JLJU& e>i <£-A? J O We stonden in de rij voor de slobber uit de gaarkeuken. Ik maakte een overlevings tocht met mijn vader op de fiets met mas sieve banden naar verre familie in Wasse naar voor mijn lijfsbehoud. Onderweg werd geschoten, wij zochten dekking in de greppel. In dat boerenhuis in Wassenaar was een kelderruimte vol aardappelen, ik wist niet wat ik zag. Pa ging met gevaar voor eigen leven weer terug naar huis en ik sliep op een donkere zolder, waar twee vu rige ogen mij aanstaarden. Wat was ik bang. Ik mocht bij een tweetal vrouwen in de bedstee slapen. Later bleken die ogen toe te behoren aan een kat. Hoe oud moet je zijn om een en ander goed te beseffen, 3,4 of 5 jaar? Mijn slecht ste herinnering is van vlak na de oorlog in zogenaamde herstellingsoorden om weer op krachten te komen. Het vervoer ging met open legertrucks. In Blerick ging het nog wel, maar het oord in Nunspeet was een hel. Harde, autoritaire mensen, slecht eten, harde bedden, stinkende borden en bestek. We moesten 's morgens vroeg zelf paddenstoelen zoeken voor de waterige soep die ervan werd gemaakt. Ik zat vol zweren die op hardhandige wijze 'behan deld' werden. Ik had verschrikkelijke heim wee.Mijn moeder huilde en mijn vader vloekte bij thuiskomst. Ik was er slechter aan toe dan ooit. - Johannes Witteman ,,Er komt vandaag een man met twee witte broden en ze kosten 100 gulden per stuk.'' Tweehonderd gulden voor twee broden. Gitzwarte handel. Mijn vader was verzeke ringsagent en droeg de premies die hij op haalde bij de mensen niet meer af. Hij had geld dat niet van hem was, maar zijn gezin leed honger. De man kwam met een prachtige bruin- lederen aktetas. Ik weet nog dat mijn moe der zei: ,,Trap hem van de trap af.'' Maar nee, men stuurde mij naar beneden om het in ontvangst te nemen. Nog nooit had ik zo'n tas gezien en witte broden kon ik mij al helemaal niet herinneren. Mijn vader heeft na de oorlog het gebruikte geld aan de levensverzekeringsmaatschappij terug moeten betalen. Dat had nog lange tijd een grote impact op ons gezin. We hadden ar moede, zeg dat maar gerust. - André van Tiggelen, Rotterdam Ik ben van februari 1940. De Tweede We reldoorlog met nasleep blijft een deel van mijn leven, maar ik heb er geen trauma aan over gehouden, denk ik. Er is nog veel te verhalen. Ik zou er een boek over kunnen schrijven. Een mager Haags bleekneusje dat ternauwernood de oorlog overleefd heeft. Laag overvliegende vliegtuigen en lucht schepen (Vi of 2?), mitrailleurs op de platte daken en straathoeken, bombardement in de verte (Bezuidenhout), razzia's in de straat, invallen in huis met bajonet op het geweer om te prikken in vloeren en muren op zoek naar onderduikers. Mijn vader was ondergedoken. Het was altijd een gok waar hij zich moest verstoppen: onder de vloer bij de schoorsteen van de al dan niet bran dende kachel, of bij de buren of in de ruimte boven de schuifdeuren. Ik hoor de kreet van mijn twee jaar oudere broer nog. 'Ze nemen mijn pappie mee!'. Mijn broer was van 1938 en is niet oud geworden. Honger en kou hadden we. Mijn vader werd gepakt door de Nederlandse politie bij het omzagen van een boompje. Mijn moedige moeder kreeg hem vrij. Ik herin ner me zijn kwaadheid omdat hij zijn zaag niet terugkreeg. En zijn veelal mislukte voedseltochten naar krenterige boeren om te ruilen voor voedsel (uitzet, cassette en zovoorts). Hij werd afgescheept met een zakje tarwe waar je niets mee kunt als je geen vuur hebt. Ik denk aan hoopvolle droppings van het Zweedse wittebrood (kan de smaak zo weer oproepen). Ik heb pas later ontdekt dat het niet de broden waren die uit de lucht vielen, maar het meel waarvan ze nog gebakken moesten worden. 2/ A K 9, '/Q c/ o-i i Op een fiets met houten banden gingen mijn pleegzusje en ik (ik was toen dertien) een paar keer per week de boer op voor melk. De spoorlijn naar Apeldoorn was doelwit van Engelse bombardementen. Op de terugreis zagen we twee dode paarden langs het spoor. Er stond een mensenmassa omheen, onder wie slagers. Jongens met een mes wilden de tong van een paard, een Amsterdammer wilde de staart. Een meisje van 10 jaar - niet mijn pleegzusje - graaide al het vlees uit het kadaver. Ik geneerde mij, zij niet. Aan de slagersjongen heb ik gevraagd de zo goed als kale rib voor mij eruit te halen. Dat was thuiskomen! De hele buurt at er snert van mee. Dit alles zegt, dacht ik, genoeg over honger hebben. - E. de Groot-Magito, Soest -fy/,7,1 f3 -5 j <po A/A, r OcSis/z, /9 a <*j£er éLA&% GO ZATERDAG 8 FEBRUARI 2020 \j <- C5\\r C>£ Hè- r />a/L Ar^ A-" ic' t Een hongerig kind tijdens de Hongerwinter in Amsterdam. FOTO NEDERLANDS FOTOMUSEUM S' Sa .tl L/2] In de vuilnis emmers bij de gaarkeuken van Amster dam werd ge zocht naar etensresten. FOTOMUSEUM /BORIS KOWADLO -c (l. VVL \y v m

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 55