Wereldkankerdag: twee mensen spreken over 'hun' kanker Wat app je dan als reden dat je te laat bent? Sorry, ik kan mijn borst niet vinden? Dinsdag is het Wereldkankerdag. Zo'n dag is meestal bedoeld om even ergens bij stil te staan. Kanker is zo'n ziekte waar je niet slechts een dag per jaar mee geconfronteerd wordt. Iedereen kent wel iemand die getroffen is door kanker of door deze ziekte gesloopt is. Annemarie Zevenbergen, verslaggeefster bij deze krant, kreeg twee jaar geleden de diagnose borstkanker. Hier doet zij haar verhaal over ziekte en doorgaan. Op een regenach tige winteroch tend verlaat ik het ziekenhuis met een stoffen tiet in een kartonnen doosje. Mijn zoon brengt me naar huis. Ik ben ziek. Ernstig ziek, is me verteld. Maar het dringt niet echt tot me door. Het woord borstkanker krijg ik nauwelijks over mijn lippen. Laat staan dat ik weet wat me te wach ten staat. 'Die borst moet er waarschijn lijk af zegt de radioloog een maand voor de amputatie als hij de echo bekijkt. 'Oké' zeg ik blanco. Een punctie en een bio- psie doet hij ook maar gelijk tij dens deze sessie. 'Oké' zeg ik weer, nu overdonderd en lamge slagen. Drie dagen later zit ik bij de chirurg. Samen met mijn zoon. Woorden als 'kwaadaardig', 'chemo' en 'bestraling' vallen. ,,Ik krijg het hele pretpakket'', grap ik later die ochtend nog wrang tegen mijn collega's als ik op de redactie mijn verhaal vertel. Ik zie dat mijn handen trillen, maar ik besef nog niet ten volle wat er aan de hand is. Dat besef blijft lang, heel lang weg. Als ik uit de narcose kom na de amputatie, heb ik een pijnlijk lege plek aan m'n lijf. Twee drainfles- jes met een inhoud die doet den ken aan rodevruchtensmoothie vullen zich langzaam. Mijn rech terborst is eraf en mijn oksel leeg geharkt zoals ik het plat om schrijf. Door uitzaaiingen in de lymfklieren was een zogenoemd okseltoilet noodzakelijk. Een woord dat me doet denken aan re clame voor een deodorant. Drie dagen later mag ik naar huis. Met nog één klotsende drainfles in een blauw stoffen zakje dat ik rond mijn nek kan dragen. Handig volgens de lieve dames van de plaatselijke Borst- kankervereniging. Zij maken de zakjes in diverse kleuren en mo tiefjes. De handwerkende vrijwil ligsters schenken me ook een hartvormig kussen ter verzach ting. Maar het is nu wel pijnlijk duidelijk dat ik echt ziek ben. En dit is nog maar het begin. Kinderpruiken Een week voor de chemo begint, laat ik mijn lange haar knippen. Twee vlechten van zo'n 60 centi meter gaan naar Stichting Haar- wensen. Zij maken er kinderprui ken van. 'Toch iets positiefs', denk ik met tranen in mijn ogen. Een week na de eerste kuur kan ik mijn resterende haar met bossen tegelijk uit mijn hoofd trekken. De tondeuse gaat erover om niet overal een haarspoor na te laten. Ik zie een volslagen vreemd ste- kelhoofd in de spiegel. ,,G.I. Jane is er niets bij'', zeg ik tegen mijn zoon. Kort daarop geeft hij me een knalroze sweatshirt met de tekst Army. Grapjes over zangles, om dat ik toch ook wel sterke gelijke nis vertoon met Sinead O'Connor, blijven ook niet uit. De stekels verdwijnen vervolgens ook. Glim mend kaal ben ik nu. Mijn lijf wil de chemo niet, blijkt al snel. Gaandeweg word ik zieker en zwakker. Na de eerste roep ik nog stoer; 'tussen de kuren door ga ik gewoon werken hoor'. Daarom heb ik me ook een pruik aan laten meten. Maar 'de dooie cavia' zoals ik die noem, gebruik ik nauwelijks. Het voelt niet lek ker, dus schaf ik me een la vol zachte chemo-sjaalmutsjes aan. Collega's gaan met de pet rond en betalen zo mee aan een groot deel van mijn mutsencollectie. Hart verwarmend. De bonbons en een zak open haardhout die bij de en velop met inhoud gaan, ontroeren me. Grimlach Ik worstel me de dagen door en probeer toch met vrienden af te spreken of even op de redactie te kijken. 'Ik besta immers nog, ook al ben ik uit beeld' grimlach ik dan. M'n hoofd lijkt af en toe een vergiet. Ik vergeet van alles en kan niet goed nadenken. Te laat voor afspraken omdat ik m'n nepborst niet kan vinden komt regelmatig voor. Wat app je dan als reden van je vertraging? 'Sorry, ben wat la- ter. Kan m'n borst niet vinden'? Het verdriet probeer ik zo veel mogelijk weg te drukken. 'Stel je niet aan muts' lijkt mijn dage lijkse spreuk. Maar dat helpt niet echt. Af en toe verlies ik de moed. Kanker slaat overal keihard toe. Zonder aanziens des persoons. Je hoort zo hartverscheurend veel trieste verhalen. Geliefden die verweesd achterblijven, gezinnen ontredderd na het verlies van papa of jongeren van wie de toe komst wordt ontnomen. Het lijkt alsof het steeds harder en sneller om zich heen grijpt. 'Het is een wrede ziekte' zegt mijn oncoloog. Ik vertel hem hoe ik me steeds verder gestript voel. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Kanker is ook een eenzame ziekte. Die vreet aan je lijf en je geest. Delen met anderen is niet altijd makkelijk. Hoe leg je je angst, pijn en onzekerheid over de toekomst uit. Soms wil je er ook niet over praten. Wil je niet ziek zijn. Wens je dat alles weer 'nor maal' is. Maar tijdens deze dagen vooraf gaand aan Wereldkankerdag dins dag, zijn er toch ook mooie en po sitieve verhalen van sterke vrou wen op te tekenen. Van mannen trouwens eveneens. Want ook die krijgen helaas borstkanker. Als ik in het ziekenhuis verzeil met een infectie tijdens de chemo, ligt er een stadsgenoot tegenover me. Een humoristische man met een glimmend kaal hoofd. Ook borst kanker. Voor de tweede keer zegt ANNEMARIE ZEVENBERGEN Annemarie Zevenbergen: „Leef! Probeer de mooie dingen te zien en te voelen.'' foto lex de meester GO ZATERDAG 1 FEBRUARI 2020 LEES VERDER OP PAGINA 4 De kanker stripte mijn lijf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 51