De gedachte
dat er nu een
ander in haar
klaslokaal
stond, deed
mijn hart
krimpen
'JE MOEDER IS
ER NOG, HÈ'
De sporttas van mijn moeder
heeft net zo lang in de gang gelegen als
ze ziek was. Iedere keer dat ik langsliep
zag ik er een bidon uit steken. Voor de
helft gevuld met water. In de woonkamer
lag een stapel met rekenopdrachten die ze
had gemaakt voor haar groep 7 en 8. Alvast
voor het nieuwe schooljaar. Het kaartje
van een tribute to Amy Winehouse dat ik
haar voor haar verjaardag had gegeven hing
ongebruikt op het prikbord, de datum was
verstreken. Onder de salontafel lag het boek
dat ze zou gaan lezen met haar leesclub.
Aan het tijdschriftenschap aan de muur
in de keuken was een grote goudgele clip
geklemd die ze altijd droeg met etentjes
en feestjes. Ze stak er haar blonde lokken
mee op.
Het waren stille getuigen van het leven
dat Paola van Sadelhoff ooit leefde. Zodra
iemands lijf niet meer naar behoren func
tioneert vallen er delen van diegene weg.
Belangrijke delen. Delen die iemand een
uniek persoon maken. Delen waaraan je je
eigen identiteit en waardigheid ontleent.
Ik miste die delen.
Ze miste ze zelf ook. Ze had na vier
maanden ziekbed gezegd: 'Waag het eens
me zo te herinneren zoals ik nu ben. Ik ben
niet compleet meer, nu.'
Ik had mijn hoofd geschud. Ik ging recht
voor haar zitten, op mijn knieën - zij zat
op de bank. Ik keek haar in de ogen. Want
ik wist: dit moet ik goed zeggen. Eén kans
om dit haar duidelijk te maken.
'Mam,' zei ik, 'mam, ik zal me jou herin
neren als de beste. De liefste. De mooiste.
De gekste. En soms was je een kutmoeder,
zo ongelooflijk streng en zelfs hard, en
dankjewel, echt dankjewel voor dat alles.'
'Niet zo lief doen. Kutkind.'
'Jawel. En mam. Weet je wat je ook bent?
Weet je wat je écht ook bent?'
'Nou?'
'De allerbeste juf.'
Ik slikte. Ik had niet verwacht dat dat deel
van mijn moeder - waar ik in het dagelijks
leven nooit zoveel mee te maken had - me
zo zou raken. Maar de gedachte dat er nu
een andere vrouw in haar klaslokaal stond,
het lokaal dat mijn moeder nog zo enthou
siast had versierd met paarse schilderijen
en roze nepbloemen met gezichtjes erop,
deed mijn hart in elkaar krimpen.
Ze was haar leven al kwijt voordat ze
dood was.
'DAT IS WEL SNEL
GEGAAN, ZEG'
Het grootste cliché na iemands ziek
bed is het plechtige: 'Goh, dat is uiteindelijk
toch nog wel snel gegaan, zeg.'
Dat cliché werd, na acht maanden, waar
heid. Het ging ineens heel slecht en heel
snel. Mijn vriend Max en ik waren in Lim
burg bij zijn ouders, om bij te komen in de
heuvels, en toen kreeg ik een telefoontje
van mijn oom Hans. We moesten naar huis
komen. Nu nu nu. Niet meer wachten. Hij
kon niet echt zeggen wat er aan de hand
was, maar ik hoorde aan zijn stem dat ik dat
ook beter niet kon vragen.
We reden 160 kilometer per uur naar het
Gelderse dorp Loo, Max achter het stuur, en
ik bleef geloof ik maar roepen 'harder, kun
je nog harder', en ik weet nog hoe ik naar
buiten keek en tientallen foto's maakte van
de lucht die zo mooi roze en geel was, alsof
iemand er twee kleurstoffen aan had toege
voegd. Die foto's staan nog steeds op mijn
telefoon en elke keer als ik ze weer zie voel
ik wat ik toen voelde: een sterke drang om
die wolken vast te leggen, want stel, mama
18