Mijn vader schreeuwt tegen iedere gast: 'Zit, zit, zit! Eet!' van aanzien is immers gezichtsverlies. Na mijn broer Sunny en zijn gezin komen een neef en twee nichten met hun kinde ren binnen. Daarna volgen een oom, en een vriendin van mijn ouders. Ze brengen alle maal een kistje mandarijnen mee. Dat zijn niet de enige Chinese gelukssymbolen die ik deze avond zie. Zo loopt een nichtje langs met een schaal gebakken jiaozi, in Neder land beter bekend als Japanse gyoza. Zo'n bootvormige jiaozi heeft wat weg van gou den klompjes uit de Ming-dynastie en zou daarom geluk en welvaart brengen. Ik steel er eentje en stop 'm vlug in mijn mond. Mijn neven en nichten lopen een voor een op me af en als ze voor me staan begin nen ze hardop na te denken hoe hun kinde ren mij moeten noemen. In het Chinees is er namelijk niet één woord voor 'oom', er zijn er tientallen. In het woord zit bijvoor beeld ingebakken of je jonger of ouder bent dan de ouders van de ander, en of je familie bent via je moeders of je vaders kant. Ik ben de jiujiu van Alice (haar moeder is mijn ou dere nicht, de dochter van mijn vaders zus), maar de shushu van mijn nichtje Cindy. Denk ik. Mijn vader schreeuwt tegen iedere gast: 'Zit, zit, zit! Eet!' Ondertussen komt er steeds meer eten op tafel. Na schalen met gefrituurde krabpootjes en wasabi-garna- len volgen kommen gewokte glasnoedels met groenten, visballen met grote garnalen en schalen met reepjes gekookt varkensoor, sint-jacobschelpen en een complete ge droogde kip. Net als vroeger vraagt - of beter: beveelt - mijn moeder me wat extra glazen en kom metjes af te wassen. Terwijl ik een wijnglas oppoets, herinner ik me ineens weer dat een vaatwasser voor mijn ouders altijd een te grote, te luxe aanschafbleef ondanks de bergen vuile kopjes, borden en bestek die een leven als cafetariahouder met zich mee brengt. Ze hadden tenslotte toch kinderen? Als beloning voor een afwasbeurt kregen we een zakje chips, gekocht in bulk en altijd in het zicht van de gootsteen, op een hoge plank. Nu ik eraan terugdenk, krijg ik een brok in mijn keel. In stilte ervaar ik een diepe emotie waarvoor ik niet het juiste woord vind; iets met nostalgie, met terug willen naar vroeger toen alles nog simpel was. Toen ik nog de borden van klanten schrobde en niet alleen die van mijzelf thuis in Amsterdam, toen ik mijn eigen boekhouding niet hoefde te doen, toen zoiets zo kleins als een zakje chips mij nog kon bekoren. Vroeger, toen ik de mogelijk heid nog niet had verloren een gouden zoon te zijn of te worden. Vroeger, toen ik nog in de kast zat. In China bestaan verhalen over yinyuan hóngxian, de draad van het noodlot, een rode maar voor mensen onzichtbare draad die bijvoorbeeld om de pinken van zielen maatjes zit gebonden, van mensen die el- kaars ware liefde zijn. Ik zie mijn Chinese neven en mijn nich ten met hun heterogezinnen; nummertjes op een vel papier die door die rode draad verbonden samen een figuur vormen dat wordt geaccepteerd door zowel de westerse als de oosterse samenleving. Terwijl ik - zodra ik wist dat ik op mannen viel - het gevoel had dat mijn hele jeugd een soort oefening in reanimeren was: je oefent je 26

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2020 | | pagina 114