Politie in
oorlogstijd
op te halen in de oorlog', verklaarde mijn
moeder kort en krachtig, 'en daarvoor
moest hij naar Dachau toe'.
Op 16 november 1942, heb ik, Pieter Kapenga,
brigadier van politie te Kampen, tevens onbe-
zoldigd-rijksveldwachter, thans gedetacheerd
bij de politieke recherche-afdeeling te Kampen,
geweigerd jodenarrestaties te verrichten. Deze
joden zouden over Westerbork worden gezon
den naar Polen. Op 17 november 1942, hebben
deze arrestaties te Kampen plaats gevonden.
16 november 1942. Nadat opa in de avond
bij zijn korpschef thuis is ontboden met het
dringende verzoek de joden in Kampen zo
onopvallend mogelijk te arresteren, weet
hij genoeg en zegt: 'Mijnheer, dat weiger ik'.
Als inspecteur D e Bruijn hem daarop de
duimschroeven aandraait met de woorden
'Kapenga, weet je wel wat je doet; je brengt
jezelf en je gezin in grote moeilijkheden, als
je in je houding blijft volharden; ga naar
huis en denk er nog eens rustig over na,
dan hoor ik morgenochtend wel wat je
standpunt is', antwoordt hij even rustig als
beslist: 'Ik hoef er niet over na te denken;
ik werk niet mee aan een handeling ten
nadele van de Joden; daarover heb ik mijn
standpunt reeds bepaald.'
De uitkomst kleurt zwart. De volgende
dag worden vrijwel alle Kamper joden
opgepakt en op de trein naar Westerbork
gezet. Nooit keerden de 34 vrouwen, man
nen en kinderen terug. Kapenga wordt
geschorst en eind dat jaar ontslagen. Op
26 maart 1943 volgt zijn arrestatie. In de
vroege ochtend licht de Gestapo hem van
zijn bed en brengt hem naar Vught. Veer
tien maanden later volgt deportatie naar
Dachau.
Het duurde tot ik een jaar of zestien was
voordat ik zelf mijn grootvader naar zijn
verleden durfde te vragen. Maar antwoord
kreeg ik niet. 'Lees Hoornik maar', zei opa.
Daar moest ik het mee doen. Ed Hoornik
was in die tijd een toonaangevend journa
list, schrijver en dichter en had net als opa
als politiek gevangene de ellende in Vught
en Dachau van binnenuit aanschouwd.
Toch liet ik me niet zo makkelijk afsche
pen. Dus kwam ik erop terug nadat ik
Hoorniks herinneringen en het dagboek
Goethe in Dachau van de communistische
schrijver en verzetsstrijder Nico Rost had
gelezen.
'Heeft u hen gekend?'
Ja, dat wil zeggen, hij had ze gezien. Rost
in dienst van de ziekenboeg, toen deze met
de dodenlijsten van barak naar barak moest.
En Hoornik in de verte tijdens de herden
kingsrede die hij op 10 mei 1945 uitsprak op
de appèlplaats, niet lang nadat het kamp
door de Amerikanen was bevrijd. Maar ver
der leefden zij in gescheiden werelden. Er
was geen contact tussen intellectuelen en
arbeiders. Kregen de schrijvers administra
tieve baantjes binnen het kamp, opa - die
als politieman onder de werklieden werd
geschaard - wachtte een buiten het kamp
gelegen akker waar hij tomaten moest telen.
Over de rol van politie
korpsen in oorlogstijd
is niet veel geschreven.
Lange tijd ging men er
van uit dat de meeste
korpsbeheerders en
agenten fout waren.
Maar gaandeweg
komen er steeds meer
namen aan het licht
van politiemensen die
binnen de geboden
kaders zo veel mogelijk
gewone burgers hiel
pen met gezagsonder
mijnende acties en
stille verzetsdaden.
Hinke Piersma van het
NIOD analyseerde de
rol van de politie in
haar recent versche
nen studie Op eigen
gezag; politieverzet in
oorlogstijd.
In Kampen was mijn
grootvader de enige
agent die weigerde zijn
joodse stadgenoten
op te halen. Hij wist
wat er in Westerbork
gebeurde. Toch is het
te simpel om te bewe
ren dat het hele Kam
per korps verder fout
was, zoals studenten
van de School voor
journalistiek aldaar in
1987 stelden. Zo was
agent Karel de Geus
al eerder ondergedo
ken omdat hij weigerde
nazipropaganda te
lezen en weigerden
begin 1943 meerdere
agenten opdrachten
voor de SD (Sicher-
heitsdienst) uit te voe
ren. In april 1943 telde
mijn grootvader in
Vught in totaal negen
politiemannen en vijf
ambtenaren uit andere
diensten uit Kampen.
Vaderloos
Het gezin zonder opa in 1944, midden-
boven de moeder van Peter Sierksma.
ZATERDAG 16 NOVEMBER 2019 19