'De dagen na aankomst is het een sensatie om uit de kraan te drinken' sen zijn alleen te voet bereikbaar of achter op de motor. Het is er machtig mooi, maar het stikt er van de bijtende mieren, dazen of - zoals hier in Vietnam - bloedzuigers. Ik kom steevast onder de schrammen en bul ten van mijn werk terug. Tegelijkertijd is er de verwondering over het exotische. Dat ik op de savanne in Benin een persoon tegenkom waarvan heel het gezicht met een pijlpunt gekerfd is tot een spinnenweb, omdat dat bij de identiteit van zijn stam hoort. Of, waar ik ook mee te ma ken krijg, het geloof in hogere machten, geesten en allerhande vreemde schepsels. In een andere streek in West-Afrika maak ten trollen het leven van de lokale bevol king zuur. Zo wilde ik een keer in een dorpje een vergadering houden in de scha duw van een oude kapokboom. Een vrouw had die week echter plaaggeesten gezien die rondom de stam dansten. Luidruchtige wezentjes van een paar turven hoog met lang wit haar. Dat bracht onheil. De dorpe lingen waren samengekomen en hadden besloten de boom in brand te steken. 'Plaag geesten kunnen niet tegen de geur van houtskool', zeiden ze. ik dacht dat ze een grapje maakten. Totdat ik de smeulende stronk zag. En in Nepal liepen luipaarden rond die jacht maakten op kinderen en veel dorpelingen dachten dat dat de straf van de hindoegod Shiva was. Als ik het vliegtuig neem naar Schiphol, voor vakantie of om tussen de projecten door even bij te komen, lijkt het of ik lange tijd in een droom heb geleefd. Dat begint al in het pluche van de stoel, met het beeld scherm voor me, de magnetronmaaltijd op schoot en de oordopjes in. Weg zijn de aardse geuren, de hitte van de tropenzon en het voortdurende gezoem van vliegen. Ik kom ineens in een steriele omgeving van comfort terecht. Meestal logeer ik in de bungalow van mijn ouders. Daar heb ik mijn eigen kamer tje waar nog de Kuij/e-stripboeken van 35 jaar geleden in de kast staan. D e dagen na aankomst is het een sensatie om uit de kraan te drinken en een volle koelkast te openen. Ik ga met mijn vader naar het voet bal, pik met vrienden een terrasje ofbezoek een festival. Daar hoort ook een trappist en een frikandel speciaal bij. Een week later is de glans ervan af: het gemak went razendsnel. Terwijl ik met een teil water en een kalebas in Nepal zo hevig kon verlangen naar een warme douche, draai ik dan de knop om zonder er bij stil te staan. Sterker nog: ik erger me als de din gen anders lopen dan gepland. Als ik een bekende opzoek en de trein tien minuten te laat komt. Het lijkt of ik weer word opge zogen door de hectiek van alledag die zich rondom me afspeelt. In Nederland hoor ik mijn familie en vrienden verzuchten dat de maatschappij sterk verandert. Ook op sociale media zie ik dat. Het is de globalisering, menen sommi gen. Dat valt wel mee. Ik kom in gebieden waar geen enkel netwerk is en in gehuchten waar ze nog steeds bij een olielampje elkaar 's avonds verhalen vertellen. Het kruispunt van die werelden levert grappige taferelen op. In Honduras zag ik pakezels met koel kasten op hun rug de heuvel beklimmen en in Mongolië staan peperdure flatscreens in de vilten tenten van de nomaden. Die wer ken op zonnepanelen en ontvangen meer dan zeventig kanalen via de schotelantenne. In een dorpje in Benin had ik ook zo'n schotel. Ik gaf een draai aan dat ding en meteen sprak Matthijs van Nieuwkerk me toe. In zulk rap Nederlands dat ik maar de helft verstond. Ik probeer me aan te passen aan de omge ving waar ik ben. Als de mensen met de handen eten, doe ik dat ook. En als het ge bruikelijk is om driemaal met een wierook stokje te buigen voor een overledene, ga ik daarin mee. Maar ik hoef niet zo nodig een wollen indianenmutsje op, of in een djel- laba rond te lopen. Dat voelt ongemakkelijk: het is niet van mezelf. Net zomin als ik in Nederland een maatpak zou dragen. Ik blijf natuurlijk de buitenstaander. Ook op andere vlakken. Mijn vergoeding ligt vele malen hoger dan het inkomen van een gemiddeld dorpsgezin. Vooral in Afrika was dat confronterend. In de droge tijd klopten buren op de poort om het laatste restje

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2019 | | pagina 112