Bevrijding
75 jaar
We werden altijd
in de gaten
gehouden, 24 uur
per dag, zeven
dagen in de week
10
Dit is het vijftiende deel
van de serie waarin
Zeeuwse ooggetuigen
verhalen over hun leven
tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Vandaag
vertelt Jan den Hamer
(1924) uit Terneuzen
over zijn gedwongen
arbeidsinzet in
Duitsland. Mei 1943
vertrok hij, juli 1945
kwam hij terug: „Vanaf
een heuveltje konden
we de bommen op
Berlijn zien vallen. Door
de luchtdruk
wapperden de
broekspijpen langs je
benen."
Dat Jan den Hamer de
ambachtsschool in
Terneuzen mocht
doorlopen, was best
bijzonder. Zonen van
landarbeiders kwamen meestal
niet in aanmerking voor vervolg
onderwijs. Louis, zijn enige broer,
was acht jaar jonger: ,,Ik was best
lang enig kind. Daardoor had ik
misschien een
streepje voor, ze
ker bij mijn moe
der." Jan uit Hoek
mocht dus verder
leren. Hij bleef
zelfs een jaar lan
ger op school om
dat er toch geen
werk was voor een
machinebankwer
ker. Toen hij zijn
diploma had ge
kregen ging hij op
het land aan de slag. Bieten dun
nen, uien trekken, dat soort werk.
Het was inmiddels 1940, Neder
land was bezet, heel Hoek liep uit
toen de Duitsers aan kwamen
marcheren over de Molendijk.
Pech
Jan was blij dat hij werk kreeg bij
de veehandelaren Jan en Gelijn
Scheele. Ze hadden een paar schu
ren met varkens en koeien midden
in Hoek. Achteraf bezien was het
een kwestie van pech. De veehou
ders hadden een zus, Corrie
Scheele. Zij kreeg verkering met
Bertus van der Giessen uit Sas van
Gent. Waarom is Jan nooit duide
lijk geworden, maar Bertus moest
onderduiken in Hoek, bij de vee
handelaren. Hij werd de opper
man binnen het bedrijf. Die om
standigheid was doorslaggevend
toen er in 1943 jonge mannen voor
de arbeidsinzet in Duitsland wer
den opgeroepen. Bertus werd door
de veehouders als onmisbaar voor
het bedrijf aangemerkt. Met het
gevolg dat Jan moest vertrekken.
Duitse mannen vochten aan het
front, in Rusland, in Afrika. Om de
fabrieken in het thuisland draai
end te houden, werden er arbei
ders uit het buitenland naar de
Duitse industriesteden gehaald.
Ook uit Nederland. Jan: ,,Wie
achttien jaar of ouder was, werd
veroordeeld tot dwangarbeid.
Want zo noem ik het toch maar.
Postkantoorhouder Jurry kwam
me persoonlijk het bericht bren
gen dat ik tewerkgesteld zou wor
den. Dat was in april 1943. Nee, er
werd niet over de mogelijkheid
van onderduiken gesproken. Het
dreigement dat een werkweige-
ring ten koste van andere gezinsle
den kon gaan, werd serieus geno
men. Bij de meeste jongens, trou
wens. Toen ik voor vertrek op het
station in Goes stond, waren er ze
ker vijftig mannen uit Zeeuws-
Vlaanderen, de meesten werkloos
en in de leeftijd van twintig tot
vijfentwintig jaar."
Vijfenzeventig jaar na dato zit
Jan met echtgenote Coos vier hoog
in een appartement in Terneuzen.
Dochter Els is ook van de partij, zij
neemt het verhaal van haar vader
op met een camera. Voor de klein-
kinderen. Jan kan zich het vertrek
van destijds voor de geest halen.
Hij moest nog negentien jaar wor
den en was maar zelden uit zijn
dorp weggeweest. Een enkele keer
met de veerboot mee naar 'Hoed-
jeskerke' om vee weg te brengen,
meer niet. Met de trein had hij
nooit gereisd. Hij had een koffer
met kleren bij zich. Zijn coupé zat
vol Zeeuws-Vlamingen: Gijs
Schippers, Jaap Scheele, Piet Ri-
teco.
In Utrecht verbleven ze enkele
nachten in het Hollands Koffie
huis. Het was een eerste kennis
making met luizen en ander onge
dierte. De komende jaren zou Jan
heel wat keren worden ontluisd.
De volgende stop was Lüneburg in
Noord-Duitsland. Daar werden ze
voor het eerst in barakken onder
gebracht. Berlijn was de eindbe
stemming. Toen werd pas duide
lijk waar ze te werk werden ge
steld. Voor Jan en een flink aantal
streekgenoten stonden mannen te
wachten van Schering AG in
Eberswalde, net ten noordoosten
van Berlijn.
Jan: ,,Het was een chemische fa
briek waar vooral bestrijdingsmid
delen werden geproduceerd voor
in de fruitteelt en de akkerbouw.
De mannen die echt met het gif
moesten werken, hadden gele
handen en onderarmen. Bij aan-
komst moesten we onze paspoor
ten afgeven. Ik zat in de bankwer-
kerij, daar werden pompen gede
monteerd en gerepareerd. Later
kwam ik in de smederij terecht.
Dat was dan de goede kant van dit
verhaal, want daar heb ik pas echt
mijn vak van machinebankwerker
geleerd. En de taal, ik leerde vloei
end Duits spreken. We werkten
van half 8 tot 12 en van half 1 tot 5
uur. Ook op zaterdag. Zondag was
vrij en we kregen een week vakan
tie per jaar. Slapen deden we in
een Lager, een oude bioscoop die
bij het Bahnhofer Hotel hoorde.
Stromatrassen en stapelbedden,
twee hoog. Je verdiende 50 Pfen
nig per uur. Plus bonkaarten waar
mee je in de gaarkeuken op de fa
briek een warme hap kon krijgen.
Soep, veel soep."
Broederlijk
Jan noemt de sfeer 'broederlijk'. In
hun vrije tijd konden de tewerk-
gestelden zwemmen in de Ostsee,
een meer in de nabijheid. Er werd
ZATERDAG 26 OKTOBER 2019 GO
JAN VAN DAMME
'We hadden maar moeten
onderduiken, zeiden ze'
Een club Zeeuws-Vlaamse tewerkgestelden in het Duitse Eberswalde. Hurkend, links vooraan met bril zit Jan den Hamer uit Hoek. Staand
van links naar rechts: David de Puijt (Oostburg), Staf Nijssen (IJzendijke), Staf Tiersen (Aardenburg), onbekend. Hurkend van links naar
rechts naast Jan den Hamer: Jaap Scheele (Terneuzen), Gijs Schippers (Terneuzen) en Bram Haak (Axel). reproductie en foto camile schelstraete