Brief aan mijn kinderen Journalist Henk Blanken (60) heeft parkinson. Hij 'leeft zich te barsten', maar denkt ook na over een zelfgekozen dood. In deze brief aan zijn zoon en dochter legt hij uit hoe lastig dat is. 'Ik denk dat ik liever nog even blijf. Zo lang ik door de dementie maar niet iemand anders word.' Waar moet ik beginnen? Ik heb jullie iets op te biechten, vóór ik het vergeet, voor ik ook dat nog vergeet. Bij de kassa kom ik niet op mijn pincode. In de kroeg niet op namen van vrienden. In de taxi naar huis niet op mijn eigen adres - was het nou Oos- terweg of Oosterstraat? Een geheugen als drijfzand. Maar dat ik ook jullie zou vergeten - ik geef het niet graag toe. Achteraf begrijp ik het wel. Toen dat moest, vergat ik mij jullie te herinneren, zoals je vergeet foto's te maken van een diploma-uitreiking of die laatste vakantie samen in Praag. Ik lette niet op, het ging aan me voorbij. Dat begon toen Daniël een paar weken oud was en ik een maand lang als een beze tene door Mexico en de Verenigde Staten stuiterde. Voor de krant uiteraard, voor een verhaal. Ik vond dat toen niet eens zó raar. Ik had een deadline, ik had haast. Geen tijd om pleisters te plakken. Geen rust om alle zeven delen Harry Potter mee te lezen. Niet de moed om het over de liefde te hebben toen het voor het eerst uit ging. Wie zo slordig met zijn herinneringen omspringt, wie ze zich niet inprent zolang dat nog kan, houdt geen herinneringen over. Soms herinner ik me alleen nog hoe ik op een winterochtend door het stadscentrum glibber, met Nina in een draagzak tegen me aan. De zachtgele geur van zeep. Ik zie mij zelf, de jonge vader, hummel op zijn borst, het tricot mutsje op haar verfomfaaide fon tanel. Een paar maanden voor die wandeling kocht ik in het holst van de nacht een broodje shoarma. Eind november was het, nu dertig jaar geleden, en krakend koud. Thuis trok ik er - tjiiissssssh - een flesje bier bij open. Toen sloeg de paniek toe. Ik dacht: op een dag ga ik dood. Ik had daar nooit zo bij stilgestaan. Waarom zou ik? Ik was dertig en onster felijk en zou dat altijd blijven. Maar die nacht had een arts in een muf bezemhok, provisorisch ingericht als kraamkamer, mijn dochter de wereld in gesjord. Jou, Nina. Je had er een prachtig punthoofd aan overgehouden en een lichte hersenschudding. Evenmin als je moeder mocht je mee naar huis. 'Waarschuw me als ik weg ben' FOTO'S MARIJN SCHEERES ZATERDAG 26 OKTOBER 2019 25

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2019 | | pagina 113