'Het leven is te
kort om op een
rukgitaar te
spelen'
is te kort om op een rukgitaar te spelen.
Bij The Fellowship komen mensen van
allerlei slag: geroutineerde snarentijgers
en brave huisvaders als ik, zingende school
meisjes, pensionado's en getrouwde stellen,
waarvan de man ietwat nerveus is en de
vrouw uitstraalt dat ze vooral mee is om
erop toe te zien dat er niet nóg een gitaar in
huis bij komt. Af en toe zie je in het voorbij
gaan een overbekend gezicht en denk je: hé,
was dat niet... En meestal is dat dan ook zo.
Het ontstaan van de winkel is een jon
gensboek op zich: Rudi Bults, medewerker
in de verstandelijke gehandicaptenzorg,
koopt begin jaren 90 honderd rododen
drons waar prima handel in blijkt te zitten.
Hij koopt en verkoopt een partij van dui
zend rododendrons, daarna vierduizend.
De handel groeit uit tot een hoveniers- en
tuinontwerpbedrijf, dat hij in 2001 ver
koopt als hij het gedoe eromheen zat wordt.
Het geld dat hij daaraan overhoudt geeft
hem de tijd om een halfjaar na te denken
wat hij wil: iets met beeldende kunst of
toch iets met gitaren, twee van zijn oude
liefdes? Rudi importeert vier vintage Mar
tin-gitaren uit Amerika en verkoopt ze
binnen een week. Het praat zich snel rond
dat er ergens in het groen een man woont
die de prachtigste gitaren op de kop tikt.
Binnen korte tijd heeft hij tweehonderd
instrumenten op voorraad en kan hij vak
mensen als Daniël Lohues, Ilse de Lange
en George Kooymans van Golden Earring
tot zijn klanten rekenen. ,,Er ontstond een
soort mythe'', vertelde Rudi ons bij een eer
der bezoek. ,,Een beetje overdreven vond ik
dat wel.''
In 2004 besluit hij dat de zaak toch maar
een naam moet hebben en The Fellowship
of Acoustics is geboren. In 2005 treedt
Rudi's schoonzus in dienst voor de boek
houding, en langzaamaan komen er kinde
ren (onder wie zoon Coen en dochter
Laura) en vrienden in de zaak werken.
Inmiddels is het een familiebedrijf, een
grote winkel met een reparatie-afdeling. Stel
je een prachtige, grote, witte villa uit
de negentiende eeuw voor, die ergens in de
jaren 70 een uitbouw kreeg. De akoestische
gitaren hangen overwegend in de villa, de
elektrische afdeling is beneden. Vooral de
statige, lichte, hoge kamers die van boven
tot onder vol hangen met oude en nieuwe
gitaren, banjo's, mandolines enzovoorts,
is een walhalla. Als er na dit leven een
hemel is voor gitaarliefhebbers, moet hij
er wel ongeveer zo uitzien. Ik ken geen gi
taarwinkel waar zoveel bijzondere instru
menten bij elkaar hangen, laat staan dat je ze
gewoon van de muur mag pakken en probe
ren. Soms rijden Johan en ik erheen omdat
we echt iets willen kopen, vaker gaan we
vooral voor de kick om instrumenten te
kunnen bespelen die nergens anders te vin
den zijn. In alle gevallen rijden we onszelf
binnen een halve dag het gitaarparadijs in.
Zoals onze kinderen af en toe naar de Efte-
ling mogen, zo mogen wij af en toe naar
Dedemsvaart. Wij speelden op vederlichte,
totaal uitgedroogde parlor-gitaartjes van
meer dan honderd jaar oud, op banjo's,
mandolines en ukeleles. We speelden op
afgeleefde elektrische gitaren uit de jaren
60 en op hun replica's uit deze eeuw, vol
vakkundig nagemaakte butsen en krassen.
We sleepten er gitaren weg. We brachten
er gitaren heen. We hebben er gitaren laten
hangen waarvan we nog altijd spijt hebben
dat we ze niet konden kopen.
Bij de rit naar Dedemsvaart horen ook
de beraadslagingen over de deal die we
hopen te sluiten. ,,Wat heb je allemaal bij
je?'' vraagt Johan. ,,Een kleine akoestische
gitaar van Gibson, die lapsteel uit de jaren
70, een Fender Champ-buizenversterkertje
en mijn ouwe Taylor'', zeg ik. We nemen
alle mogelijke inruilcombinaties door. ,,Heb
je ook nog geld bij je?'' vraagt Johan. ,,Nou,
24
Met vriend en mede-gitaarhamsteraar
Johan Borger in The Fellowship of
Acoustics.
Linksonder: in de kluis ligt een
gitaar van Elvis.
Rechts: de werkplaats.