Ik hing de
dag voor
vertrek nog
de hele
middag in een
coffeeshop
Als oude lullen wijzen we elkaar de winkels
die zijn verdwenen. Kijk, daar zat de bakker
waar we ons brood haalden. Daar moesten
we onze collegekaart laten stempelen. Daar
haalden we na het uitgaan vette bombolones
bij de bakker die net z'n deuren opende.
Enigszins verontwaardigd constateren we
dat veel van onze stekkies niet meer be
staan. De pub waar ik mijn eerste vriendin
netje ontmoette, het café waar Jan en ik af
wasten, de discotheek waar de studenten
samenkwamen: allemaal verdwenen.
We blijven stilstaan in een nauw steegje
waar het ruikt naar seringen en kattenpis.
Sam wijst omhoog: daar woonden we. Die
ramen waren het, daar was het keukentje
waar we onszelf leerden koken. En daar, in
de kamer ernaast, denk ik bij mezelf, had ik
voor het eerst seks. En weer iets naar rechts
was de badkamer waar ik de volgende och
tend ernstig in de spiegel keek en dacht: nu
ben je een man, nu wordt alles anders.
Vroeger keek ik tegen mijn vrienden op.
Sam was slimmer dan ik, aanwijsbaar slim
mer. Hij was pas 16, hij had twee jaar over
geslagen en haalde hogere cijfers. Jan was
knapper dan ik. Hij was kalm en populair
zonder er iets voor te hoeven doen. Ik deed
er voor mijn gevoel wel veel voor, maar
zonder resultaat.
Tegenwoordig houdt Sam zich als wis
kundige bezig met de snelheid van algorit
men. Hij probeert te bewijzen hoe het
kan dat het ene algoritme sneller is dan
het andere en is onlangs aangesteld door
een universiteit in Parijs als maïtre de
ZATERDAG 17 AUGUSTS 2019 27