I zijn voetbalkwaliteiten, zijn versnellingen, zijn behendige lichaamsschijnbewegingen. Het gaat ook niet om mijn hoop dat Neder land misschien wel weer kan meetellen in de top. En al helemaal niet om Ajax, of om Amsterdam. De laatste weken veranderde mijn blik op De Jong. Mijn aanvankelijke bewondering nam een andere vorm aan: die van nostal gie. En elke keer dat ik hem bezig zag, werd die emotie groter en pijnlijker. Eerst dacht ik dat het groeiende gevoel van nostalgie voortkwam uit mijn herinne ringen aan de jaren 90; herinneringen aan succes, het Ajax dat in 95 de Champions League won, het Nederlands Elftal dat in 98 de halve finale van het WK haalde. Maar dat was het niet. Om de wortels van mijn nos talgie te begrijpen, moest ik dieper graven in de tijd, veel verder terug dan mijn ge boorte, leek het. Met een klap zette ik mijn glas op de toog neer. Dit was het. Op een merkwaardige manier deed Frenkie de Jong me aan mijn vader denken. Mijn vader was een goede, maar geen bovengemiddelde jeugdspeler, hij was een snelle rechtsbuiten toen die positie nog bestond. Zijn specialiteit, vertelt hij nog altijd met trots, was de direct het doel in draaiende corner. Iets wat ik op pleintjes vergeefs probeerde te imiteren. Met zijn Haarlemse voetbalteam reisde hij de regio af, op weg naar de volgende tegenstander. Op een dag mocht mijn vaders team, als voorproefje voor de echte wedstrijd, een voorwedstrijd spelen in stadion De Meer, tegen een jeugdploeg van Ajax. Hij zegt de uitslag niet meer te weten, wat vermoedelijk betekent dat hij zich elk tegendoelpunt nog haarscherp voor de geest kan halen. De beste man op het veld was Piet Keizer, die zou uitgroeien tot een van de eerste wereldsterren van het Neder landse voetbal. Er zijn foto's van die wed strijd - iedereen ziet er hetzelfde uit, keurig gekamde haren, shirt in de broek, tweeën twintig ernstige blikken. Frenkie had er zo tussen kunnen staan. Dit was de kern van wat ik voelde; Frenkie de Jong bracht me in contact met een tijd die ik nooit had mee gemaakt, met de tijd dat mijn vader nog een zoon was. Altijd als ik Frenkie de Jong zie voetbal- len, hoor ik de stem van het Polygoonjour naal in mijn hoofd. Nostalgische flitsen van de jaren 50 schieten voorbij, vlak voor de ontwrichtende jaren 60, voor het lange haar en de grote vrijheid. Johannes Cruijff was nog maar een knulletje dat vaak ruzie had met de buren in Betondorp, als zijn bal weer eens door een ruitje was gegaan. In Amsterdam en in andere steden kwa men voetballertjes op met namen als Piet, Rinus, en de allermooiste: Theo Laseroms. Voetbal was nog voor amateurs, wedstrij den werden niet op televisie vertoond, ta toeages waren voor bootwerkers en matro zen. Roze of rode voetbalschoenen beston den niet. Velden waren van gras of modder, niet van plastic met opspattende rubber balletjes. Ballen werden net niet meer van varkensblazen gemaakt, wel van hard, bruin leer, koppen deed je niet voor de lol. Als Frenkie slecht heeft gespeeld, is hij na afloop chagrijnig. Zijn chagrijn is onge filterd, eerlijk, niet aangelengd met beleefd heden of gemeenplaatsen die een media- trainer hem heeft ingefluisterd. Hij was niet goed, en zal het volgende keer beter doen. Hij kan niet wachten. Als Frenkie goed was, lacht hij breeduit - een ontwapenende, licht ondeugende lach, van oor tot oor. Zo als kinderen kunnen lachen als de vakantie is aangebroken, of als ze een geweldige poets hebben gebakken. Poets, belhamel, rekel, doerak. Dat soort woorden komt in me op als ik naar Frenkie kijk. Soms, als hij een schop krijgt, zie je in de herhaling zijn verbaasde gezicht. Je z^et hem denken: wat overkomt mij nu? Wel heb ik ooit! Als Fren- kie scoort, verwacht ik dat hij een paar keer recht omhoog springt, armen in de lucht, in zwart-wit. In elk geval met dat hij zijn shirt uittrekt, het clubembleem kust, zijn wijsvinger op zijn lippen legt of zijn hand achter een oor vouwt. In het weekend, weet ik, loopt Frenkie gewoon met zijn vriendin door het park. Je kunt hem dus tegenkomen - hij woont niet op een of ander rijkeluisreservaat, beschermd door beveiligingscamera's en hoge hekken, hij scheurt niet in een Tesla door de straten. Nee, een wandeling, een goede stevige sjaal omgeslagen - door mama gebreid? - met een vriendin naast zich die naar de camera lacht, in plaats van geforceerd weg te kijken, met getuite lip pen, filtertje eroverheen en liken maar. Op de wc van mijn zus staat een teamfoto van mijn vaders ploegje. Daarop heeft hij precies dezelfde lach als Frenkie nu. Ooit was mijn vader een belhamel. Op hun dag in het Olympisch Stadion droegen mijn 28

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2019 | | pagina 116