Hoopte ik op
mystiek of
zelfs op een
religieuze
ervaring?
De geluiden kwamen van daarbin
nen. Van achter de dikke kathedraaldeuren
van de Cattedrale Metropolitana di San
Lorenzo in Perugia, van achter de massieve
middeleeuwse stenen. De geluiden waren
zacht en warm. Gezang werd gehum.
Gepreek werd gefluister. Gefluister klinkt
altijd uitnodigend. Alsof iemand wil dat je
dichterbij komt. Iemand. Of iets.
Soms zat ik tegen het einde van de mid
dag bij de fontein om te luisteren. 's Avonds
werd het te lawaaiig. Dan liepen de trappen
voor de kerk, de scale, vol met toeristen en
studenten; de ontmoetingsplek voor ieder
een die op zoek was naar sticks, chicks en
kicks.
Het was 2004, een andere tijd. In Ame-
rika werd het homohuwelijk gelegaliseerd,
landen traden toe tot de EU in plaats van
dat landen exitten, in Nederland werd Hy-
ves gelanceerd. Ik was 18 jaar en had net
eindexamen gedaan. De middelbareschool
tijd had ik vreselijk gevonden; ik haatte
overhoringen en was niet makkelijk in de
omgang. Dat ik een paar goede vrienden
had, kwam eerder door hun tolerantie dan
door mijn aaibaarheid. Ik was klaar met het
kleine leven in Nederland, en klaar voor het
grote in Italië. Ik joeg fantasieën achterna,
filmbeelden, clichés, en de verleidelijke
klanken van een taal die ik niet sprak.
Ik had besloten dat deze stadsjongen een
buitenleven zou leiden, met drank en
lekker eten, met mooie vrouwen, en met
diepgang. Dat in de jaren daarvoor ook de
niet zo mooie vrouwen weinig tot geen
interesse in me hadden getoond, vergat ik
voor het gemak. Dat ik het voornaamste
gevoel van diepgang ontleende aan het
benoemen van wat allemaal géén diepgang
had, van wat oppervlakkig was en nep,
deerde me evenmin. Achteraf denk ik dat ik
niet zozeer hoopte dat het leven in Italië
anders zou zijn, maar dat ^k anders zou zijn.
Misschien is dat altijd onze fantasie.
Hoopte ik nog meer te vinden? Hoopte ik
op mystiek, of zelfs op een religieuze erva
ring?
Wat ik me levendig herinner, is dat zich
een bijbel bevond onder de weinige boeken
die ik meenam. Een goedkope editie, van
een destijds nieuwe vertaling. Op de voor
kant stonden veel heiligen, veel zondaars,
veel grimassen. En een kruis.
Ik had de bijbel nooit integraal gelezen.
Flarden, scènes, dat wel, en ik kende wat
feitjes. Deze geringe blootstelling aan
religie paste bij mijn jeugd, die fundamen
talistisch areligieus was. Mijn vader ver
bood me zelfs de kerstmis bij te wonen. In
de wijsneuzerige, rationele kringen waarin
ik opgroeide, werd religie gezien als iets wat
in het beste geval ouderwets was, en in het
slechtste geval totale lariekoek. Ik had nooit
het zelfvertrouwen gehad tegen die over
weldigende afkeuring in te gaan. Ik was niet
naar Italië vertrokken óm religie een kans te
geven, maar als ik in Italië was, kon ik het
net zo goed proberen. Als niet hier en nu,
dan nooit en nergens.
Dus daar zat ik, met mijn rug tegen de
spijlen rondom de fontein. Te luisteren en
te kijken. Ik leefde niet echt een buiten
leven; ik woonde met twee Nederlandse
vrienden in een knus, slecht geïsoleerd
huisje vlakbij de universita waar we Itali
aans leerden. Om de kosten laag te houden,
sliepen we 's winters in de dikke jassen die
we als leden van het voetbalelftal van de
universiteit hadden gekregen, en wasten
we onze kleren in gebruikt badwater.
Het Italiaanse leven had een tragere pols
slag. We werden gewekt door de kerkklok
ken. 's Ochtends vroeg viel het eerste licht
in ons keukentje, op ons vierkante tv'tje
stond het Italiaanse nieuws aan. Mijn geld
verdiende ik door achtereenvolgens borden
af te wassen en te 'proppen'. Beide baantjes
eindigden rampzalig. Ik werd ontslagen als
afwasser omdat de eigenaar, Esteban, nu
eenmaal een grillige Argentijn was. Prop
pen kon ik helemaal niet. Meestal raadde ik
het potentiële gasten actief af het bewuste
café te bezoeken, waar de muziek luid en
slecht was, en je verrassend vaak je hoofd
stootte.
Na een paar maanden stapte ik de kerk
binnen. Het plafond was ingelegd met fres
co's. Ik herinner me de pilaren van roze
marmer nog. Overal waar ik keek, zag ik
een gouden gloed van rijkdom en gezag.
Als ik God was, bedacht ik, zou ik ook zo
wonen.
Ik besloot het geloof op mijn manier te
benaderen. Door te lezen. Thuis sloeg ik de
Bijbel open. Gewoon, beginnen bij het
begin, net zoals de Heer zelf had gedaan.
De God die uit het Oude Testament naar
voren kwam, was indrukwekkend, drei
gend, grillig. Hij kwam me voor als iets,
iemand, een entiteit die je vooral niet tégen
je moest hebben. Zelfs als je alles deed om
in zijn gratie te komen, was je niet helemaal
veilig. Zijn toewijding op het gebied van
zogeheten 'beproevingen' intrigeerde me
zeer. Hoe Hij het Satan toestond zijn
trouwe volgeling Job alles af te nemen, hoe
Hij Job liet geselen met tegenslag, pijn en
verdriet. En dat alles voor wat in essentie
een weddenschap was; ik begreep het
gewoon niet. Het maakte me wel bang.
ZATERDAG 20 APRIL 2019 27