'Vanwege mijn
zachte g
zong ik niet
in het
Nederlands,
die vond ik
niet mooi
klinken'
om mijn moeder dat goed vond, maar ze liet
ons gaan. 8 jaar, alleen met een vriendinne
tje, maar ook alleen. De bossen hadden voor
mij de geur van sensatie, van spanning. Zijn
er misschien tóch kabouters, wat zit er in
die holen in de grond, de bomen, de dieren.
Het ongewisse. De natuur als belofte. Dat
had ik ook met sneeuw. Ik denk dat ik 5 was
toen ik 's avonds met mijn ouders naar ken
nissen ging. De krakende sneeuw, het
schijnsel van de lantaarns, het hele decor,
ik werd erdoor gegrepen. Als kind had je
dan het gevoel dat de hele wereld voor je
openlag. Het had zo'n romantiek voor mij."
Beginneling
,,Hier ben ik aan het stemmen. Als ik mijn
hoofd op de gitaar leg, stroomt de muziek
als het ware door mijn lichaam. Muziek, ik
heb het altijd zoiets geweldigs gevonden.
Eigenlijk dacht ik dat iedereen dat vond. Op
de Jan Ligthart School had ik in de eerste
klas zo'n ontzettend leuke juf, juf Post-
huma. Ze speelde blokfluit en leerde ons
canon zingen. Kom mee naar buiten allemaal.
En dan die tweede
stem. Kom mee. Die
derde stem. Kom
mee. Allemaal in
een rijtje in de
klas. Door elkaar
zingend. Ik kreeg
tranen in mijn
ogen, zo mooi.
Mijn eerste ont
roering van mu
ziek. Toen we kort
daarna een cultu
reel uitje hadden met school, zag ik iemand
gitaar spelen. Die vingers over die snaren.
Die klanken, zo mooi. Dat wilde ik ook.
Het was vlak na de oorlog. We hadden
het niet breed. Mijn vader werkte zich een
ongeluk, als huis- en reclameschilder. Een
gitaar was in mijn ogen iets wat wij ons
thuis nooit zouden kunnen veroorloven.
Op mijn tiende verjaardag kreeg ik er een.
Ingepakt in een foedraal, maar nog durfde
ik het bijna niet te geloven. Wie weet was
het een grapje. Ik deed die rits open en ben
nooit meer zo gelukkig geweest als toen ik
die gitaar eruit haalde. Mijn vader had een
zoveelstehands op de kop getikt, die had hij
hier en daar met een kwastje bijgewerkt en
de snaren zaten er denk ik al tien jaar op,
maar hé, ik had een gitaar, ik kon spelen.
Ik mocht op les bij Muziekschool Van Erp.
Dat bekostigde mijn vader door klusjes te
doen voor die muziekschool.
Mijn ouders snapten wel waar mijn hart
lag. Ik kom uit een familie met kunstenaars.
Mijn oom Jan Kuhr was kunstschilder en
mijn opa schilderde afbeeldingen op bio
scopen. Mijn vader had een heel mooie
stem, alleen al als hij sprak, maar ook als hij
af en toe zong. Dat deed hij zonder woor
den. Een soort kindertaal. Libelibedada. Bij
mij kwam het zingen omdat ik de gitaar
uiteindelijk niet spectaculair genoeg vond.
De eerste keer dat ik solo zong... Met een
orkestje van de muziekschool erbij. Voor
een zaal met ouders van medeleerlingen.
Er ging een wereld voor me open. Ik was
op mijn 12de via school naar Polen geweest
en ik zong een Pools volksliedje. Ik kreeg
iedereen mee."
Talent
,,Hier sta ik met de beker in de hand nadat
ik in 1967 het Cabaret der Onbekenden had
gewonnen. Een thuiswedstrijd, want het
werd gehouden in het Carlton aan de Markt
in Eindhoven. Het was het moment dat ik
werd ontdekt, op mijn 17de. En ook voor het
eerst dat ik in het Nederlands zong. Ik koos
daarvoor altijd andere talen. Vanwege mijn
zachte g. Dat vond ik in liedjes niet mooi.
Vanaf m'n 12de deed ik mee aan talenten
jachten. Mijn buurjongen schreef mij overal
voor in. Joep heette hij. Hij nam al mijn
liedjes met een bandrecorder op. En toen,
op een dag, stond Phonogram aan de deur,
een platenmaatschappij, die hadden van
mij gehoord. Of ik mee wilde doen aan het
Cabaret der Onbekenden, een talentenjacht
voor wat je nu singer-songwriters zou noe-
10