Maar erg is het wel. Mijn God (en dat bedoel ik letterlijk), wat is het erg. Op haar graf staat een beeld. Een vrouwenfiguur die van ons wegloopt. Ik strijk altijd even over het bronzen kopje. Of ik haar nog even aanraak. Haar opnieuw moet laten gaan. We waren op reis geweest. Het hele ge zin. Naar Argentinië. In zo'n toeristische tangoclub in Buenos Aires werd een foto van haar gemaakt. Achteraf gezien twee weken voor haar dood. Nog steeds niet te geloven. Niets dat daarop wees. Ze staat er stralend op. Na terugkeer op Schiphol, een zaterdag, namen we afscheid. ,,Voor vol gend jaar houd ik me aanbevolen", zei ze, haar tas over de schouder. We kusten el kaar. Ze liep weg door de stationshal. Het was het laatste wat ik van haar zag. Deze maand is dat zeven jaar geleden. Nog golft het verdriet omhoog als ik dit schrijf. Nog weer diezelfde vragen. Waarom is het niet anders gelopen? Waarom geen waar schuwing dat er iets mis was met haar hart? Waarom zij, die nooit ziek was? Na Schiphol hoorden we niets meer van haar. Dat was niet ongewoon. Ze woonde alleen en liet vaker een tijd niets van zich horen. Maar op woensdag begon ik me on gerust te maken. Ik had haar gebeld. Ze had niet teruggebeld. Niets voor haar. Ik wacht te een dag en ging naar haar huis. Alles dicht, gordijnen gesloten. Ik werd bang. Had geen sleutel. Belde de politie. Die kwam en belde de brandweer. Loeiende sirene. Ladder omhoog naar de eerste ver dieping. Een brandweerman klom naar boven, deed het raam open, stak zijn hoofd naar binnen en deinsde meteen terug. Hij knikte. Toen wist ik het: ze is dood. Na thuiskomst was ze even op bed gaan liggen. Even een tekenfilmpje kijken. Co laatje bij de hand. Haar koffer stond nog onuitgepakt. Toen moet het gebeurd zijn. Een hartaanval. Op haar 38ste. Ik deed de televisie uit. Ze lag er vredig bij, maar was na vijf dagen al wel heel erg dood. Die lieve krulletjes van haar. Niets meer. Hartver scheurend. Ik belde mijn vrouw, die het eigenlijk al wist. ,,Aa is dood", zei ik. Ze kwam meteen. Daar stonden we. Oog in oog met ons dood kind. Ontredderd naast elkaar. We moesten wachten op de lijkschou wer. Liepen naar een café in de buurt. Ik ZATERDAG 12 JANUARI 2019 29

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 2019 | | pagina 117