Hoe Geelhoed de reus Ruska op zijn rug legde
IÉ
13
het aan mij vraagt. Bij zwemmen hebben ze
toch ook de schoolslag en de vlinderslag.
Dat zijn twee verschillende dingen. Bij judo
moet je dat ook zo zien."
Bij Sportschool Geelhoed werkt de Kapel-
lenaar al tientallen jaren met 'balansjudo'.
„Mijn judoka's hebben nooit blessures",
vertelt hij. „Een teen uit de kom is mis
schien het ergste wat ooit in een les van mij
gebeurd is. Ik val nooit als ik iemand
werp. Ik ben nooit geblesseerd ge
weest en heb nooit iemand ge
blesseerd. Lindsay Wyatt, die
wereldkampioen jiujitsu
werd, traint nog altijd met
mij en zij heeft nooit iets
gehad. Elisabeth Wille-
boordse ging bij mij weg
en op haar dertigste was
haarlichaam op."
„Ik ken de sport, ik weet
alles en ik ben serieus teleur
gesteld als ik naar het huidige,
domme judo kijk", vervolgt Geel
hoed. „Ik ben op mijn 79ste nog fit en
beweeg nog heel makkelijk op de mat. Dat
bewijst toch mijn gelijk?" De angst om iets
te veranderen, is volgens hem te groot bij de
mensen die het voor het zeggen hebben.
„Die staan erbij te kijken met de duimen
Ik val nooit als ik iemand
werp. Ik ben nooit
geblesseerd geweest en
heb niemand geblesseerd
achter judoband en houden zich vast aan
het oude. Maar we rijden nu toch ook niet
meer in auto's van honderd jaar oud?
Nieuwe generaties zorgen voor nieuwe ont
wikkelingen. De auto's van nu zien er heel
anders uit. In het judo vragen de mensen
ook om meer veiligheid, maar het komt er
maar niet van."
Geelhoed heeft ook een hekel aan de ver
heerlijking van kata (een ingestudeerde
vorm van judo), fulmineert over de manier
waarop schooljudo gegeven wordt en vindt
dat de lichamelijke opvoeding van de jeugd
in zijn geheel verwaarloosd wordt. „Ik ben
al 65 jaar lid van de judobond en altijd al een
rebel geweest. Het is vervelend dat ik niet
gehoord word. Maar ik vind het vooral erg
voor de kinderen. Die denken dat ze bij de
judotrainingen iets leren, terwijl ze he-le-
maal niets leren."
zwaar letsel heeft opgelopen bij het judoën.
Dan worden de bonden pas wakker ge
schud."
De aanstichter in de ogen van Wim Geel
hoed is Anton Geesink, de olympisch
kampioen van 1964 met wie hij altijd een
moeizame relatie had. „Hij is begonnen
met het vallen op anderen", weet de
Kapellenaar, die het als lid van de
toenmalige kernploeg allemaal
van dichtbij zag gebeu
ren. „Vroeger ju-
dode je rechtop.
En als je ie
mand
wierp,
bleef je
staan.
De
scheids
rechter gaf
dan bijna al
tijd een vol punt,
ippon. Maar Gees
ink (foto inzet) was tech
nisch niet zo handig, hij was
vooral héél sterk. Hij begon er
mee om zijn tegenstander mee
te trekken, op zijn rug te gooien
en er dan zelf bovenop te plof
fen. Dat is geen judo! Dat is je te
genstander bezeren! Bij sport
moet je respect hebben voor de
ander, maar als je hem bezeert,
heb je dat niet. Toen al hadden de
bonden - internationaal en in Ne
derland - moeten zeggen: ho ho,
dit mag niet. Maar in plaats daarvan
zei men: zó, die is goed! Geesink
won er namelijk veel partijen mee.
Vervolgens ging iedereen hem na
doen en werd het algemeen geaccep
teerd. Het ging daarna van kwaad tot erger,
iedereen doet nu 'hangende worpen'."
Balansjudo
Het alternatief van Geelhoed heet 'balans
judo'. „Ik ben niet alleen iemand met kri
tiek, ik heb ook een plan." Bij zijn variant
staan twee judoka's tegenover elkaar en
krijgen ze een punt als ze ervoor zor
gen dat de ander met z'n knieën, han
den, armen of rug de mat raakt. En
daarna begint het gevecht steeds
opnieuw. Wie na vier of vijf mi
nuten de meeste punten heeft,
wint. „Degene die werpt, móet
blijven staan. Anders telt het niet.
Val je boven op je tegenstander,
dan is de partij direct afgelopen en
verlies je zelfs."
En het grondgevecht dan? „Dat is
aparte discipline binnen het judoën, als je
zaterdag 8 december 2018
GO
Wim Geelhoed strijdt al
jdi ei i vuur uun vumyuru
vorm van judo.
FOTO MARCELLE DAVIDSE
Wim Ruska in 1972. fotoanp
hij zette heel nonchalant in en ik
gooide hem vol op zijn rug. Whamm!
De scheidsrechter beloonde me met
een ippon. Alles werd stil..."
Want dat was niet de bedoeling, de fi
nale moest Geesink-Ruska worden. En
dus gingen de scheidsrechters in con
claaf. Na lang beraad werd besloten
dat Ruska, de latere tweevoudig olym
pisch kampioen, niet vol maar slechts
half op zijn rug was gegooid en dat het
daarom maar een half punt was. „We
moesten dus door. Ik had daar geen
zin in. Ik had moeten weglopen. In
plaats daarvan ging ik door en liet ik
me zonder tegenstand te bieden op
mijn rug leggen."
„Die dag werd duidelijk dat ze niets
moesten hebben van een mannetje uit
Zeeland, die niemand aardig vond",
stelt Geelhoed. „Vandaar dat ik ook
nooit naar EK's mocht. Geesink nam
altijd zijn eigen vriendjes mee."
Nadat in de jaren 60 de twee grootste
judobonden in Nederland samengin
gen, werd dat gevierd met een NK in
het Kurhaus in Scheveningen. Alle ge
wichten werden op één hoop gegooid;
lichtgewichten gingen de strijd aan
met mastodonten.
Voor het finaleprogramma in de avond
bleven vier mannen over: Anton Gees
ink, Wim Ruska, Peter Snijders én Wim
Geelhoed. In de eerste halve finale
won Geesink eenvoudig van Snijders.
„Daarna moesten Ruska en ik", vertelt
Geelhoed zo'n 55 jaar na dato. „Ik was
een klein ventje van zo'n 70 kilo en
Ruska woog bijna het dubbele. Hij
dacht: dat doe ik ook wel even, net
zoals Geesink. Maar hé, dat liet ik mij
niet gebeuren. We groetten,
kwamen naar elkaar toe,
-Wim Geelhoed