ningen, maken van Tokio één groot mu
seum. Voor elk restaurant stoppen we, want
de vitrines met nagemaakt plastic eten zijn
prachtig.
De kinderen pikken de Japanse gebruiken
snel op. Links op de roltrap staan, netjes
wachten in de rij bij de bus- of treinhalte,
schoenen uitdoen als je ergens naar binnen
gaat, buigen om iemand te groeten of te be
danken. „Arigato!"
In de agglomeratie Groot-Tokio wonen
ruim twee keer zoveel mensen als in heel
Nederland. Dat werkt alleen als je anderen
niet tot last bent. Zelfs in de speeltuin gaat
het er rustig aan toe. Onze kinderen zijn de
enigen die herrie maken en niet netjes op
hun billen van de glijbaan gaan, maar ach
terstevoren.
Pas als wij op een avond een yakitori-ten
tje binnenstappen, een spiesrestaurant
waar het bier rijkelijk vloeit, zien we dat
Japanners ook los kunnen zijn. Een groep
jongeren vraagt waar we vandaan komen.
„Ahh, Pieter-van-den-Hoogband", roepen
ze in koor, om vervolgens nog eens te
proosten. „Kanpai!"
Herten
De kinderen springen over grote rotsblokken
in een rivier die door de stad loopt. De stenen
doen mij denken aan een Japans gezegde: ga
mee met de stroom en laat los wat achter je
ligt. Japanners proberen vol aandacht te
leven. De kleinste cadeautjes worden inge
pakt in het mooiste papier, met linten die
passen bij het seizoen. Iedereen ziet er ver
zorgd uit en het eten wordt opgediend in de
mooiste schaaltjes. Zelfs de bento-boxen die
op stations te koop zijn, zijn kunstwerkjes.
De lunchpakketten met rijst, kip en groenten
wil je alleen al kopen om de mooie afbeel
dingen van de berg Fuji. En je hebt meteen
een lunch voor in de shinkansen, de snelle
trein, naar Kioto. De kinderen vinden het net
een vliegtuig, met die kleine raampjes en
omdat-ie zo hard gaat (300 kilometer per
uur).
Bij de Meiji-tempel in Tokio hebben ze
zich al verdiept in de rituelen, dus in de
tempels van Kioto weten Merel en Boris
precies wat ze moeten doen. Een grote stap
naar binnen (nooit óp een drempel staan),
een muntje gooien in een grote bak, twee
keer klappen en dan met je ogen dicht een
wens doen. Als ik die twee zo zie staan,
denk ik aan tien jaar geleden. Bij elke tem
pel wenste ik dat we een kindje zouden
krijgen. Wat mooi dat we hier nu met z'n
vieren zijn.
Ook Nara, niet ver van Kioto, staat vol
tempels. Met als bonus duizend vrij rond
lopende herten, die als heilig worden ge
zien. We kopen crackers om ze te voeren.
Boris schatert het uit als een hert aan mijn
tas snuffelt.
In het tempelcomplex Todai-ji proberen
de kinderen de grote bronzen boeddha
helemaal op de foto te krijgen. Even later
galmt een doffe klank door de ruimte. Boris
heeft de grote gong ontdekt die hij van de
Ninjago-filmpjes kent.
Bij de uitgang staat een boeddhabeeld dat
je mag aanraken op een plek waar jij pijn
hebt. Boris vraagt of ik hem wil optillen,
zodat hij bij de oren kan. Daarna wrijft hij
over zijn eigen oren, waar hij wat verve
lende korstjes heeft.
En dan gebeurt wat we al hadden zien
aankomen: Boris zit erdoorheen. Moe.
Doodop van het moordende tempo waarin
de nieuwe indrukken aan hem voorbijtrek
ken. Demonstratief gaat hij met de armen
over elkaar op een houten trap zitten. Het is
klaar voor vandaag. In ons appartementje
nemen we een bad. Het ingebouwde tv-tje
gaat op een spelprogramma. En we ploffen
Kimono's
Merel met daarachter
Ingrid Sikking en Boris
in de buurt van de
beroemde Kiyomizu-
dera tempel in Kioto.
ZATERDAG 8 DECEMBER 2018 37